van 5.23 M/sec., hetgeen overeenkomt met een vrije sprong van een hoogte (h) van 1,40 M. Is G 75 K.G., dan is V 5.97 M./sec., overeenkomende met een h 1.84 M. Is G 85 K.G., dan is V 6.32 M./sec., overeenkomende met een h 2.05 M. De practijk spot in deze echter met alle theoretische berekenin gen, in verband met de onberekenbaarheid van de luchtdichtheid hier te lande (voorkomen van remous). Bij proefnemingen te Kalidjati met de 28' Irvin-parachute met personen is dit duidelijk gebleken. Bij twee sprongen van een hoogte van 1000 M. door twee verschillende personen met een gewicht van 60 en 62K.G. was de tijd resp. 225 en 165 seconden: het tijdsverloop tusschen de sprongen was nog geen 10 minuten. Waar de lichaamsge wichten van de springers nagenoeg gelijk waren, komt het zeer markante tijdsverschil dus op rekening van de luchtdichtheid (de dalingssnelheid immers is uitsluitend afhankelijk van het gewicht van de springers en de luchtdichtheid). De ongevallen, hier te lande voorgekomen bij het springen met een 28' Irvin (gebroken enkels als gevolg van de te groote dalingssnelheid), moeten dan ook op rekening van de luchtdichtheid geschreven worden. In verband hiermede wordt dan ook bij de Luchtvaartafdeeling overwogen de bedrijfsparachute een doorsnede te geven van 28' en als oefenvalscherm te nemen een 32' parachute. De Draagwijze. In de inleiding is reeds gezegd dat de kwestie van de draag wijze vooral in militaire vliegtuigen van veel belang is. Momen teel onderscheidt men bij de Irvin a. het zittype, waarbij dus de drager op het valschermpak zit, b. het schoottype, waarbij het valschermpak voor den schoot van den drager hangt, c. het rugtype, waarbij het valschermpak op den rug gedragen wordt. Voor den bestuurder, wiens zitplaats dicht tegen den achter wand van de cockpit is geplaatst, teneinde vöör meer vrijheid te hebben voor besturen van het vliegtuig, is de draagwijze op den rug niet wel mogelijk (behalve bij zeer tengere personen) terwijl ook de draagwijze ad b. in verband met de benoodigde vrijheid van armen en beenen niet doenlijk is. Het zittype is de aangewezen draagwijze voor den bestuurder, practisch te ver wezenlijken door het zoo noodig laten zakken van het stoeltje. Bij het uit het toestel klimmen geeft het echter moeite. Voor den waarnemer (mitrailleur-schutter) is het schoottype aan gewezen, aangezien dit hem in vergelijking met de beide andere draagwijzen de meeste vrijheid laat voor het verrichten van de verschillende handelingen. Het rugtype eigent speciaal voor het personeel van luchtschepen en vaste ballons. 529

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 65