542
plaatse zich bij de beoordeeling van een en ander vooral ook in de gedach-
tengang van den soldaat, voor wien de colonnewedstrijden zijn ingesteld.
Een volgend opstel geeft een beschrijving van „een nachtelijke tegenaanval
door het lilde bataljon van het 141ste regiment infanterie op 12 April 1918
te Hangard en Santerre".
Het opstel is wat globaal en leent zich dientengevolge niet tot het trek
ken van leerrijke conclusies.
V. R. geeft een voortzetting van zijne beschouwingen over Een staten-
federatie in Europa".
De le luitenant der mil. administratie van Dulman Krumpelman bespreekt
„De Javabank-regeling in de praktijk" en levert daarin een opbouwende cri-
tiek. Schr. is van meening dat de regeling vele voordeden oplevert doch wijst
eenige punten aan, welke wellicht eene verbetering zouden kunnen ondergaan.
Uit hetgeen het verslag van de jaarvergadering ons biedt mogen we melding
maken van de bespreking van „het weduwen en weezenfonds voor Indische
officierende lezenswaardige voordracht over het Nederlandsch Indische
leger in de Nederlandsch-Indische Maatschappij" van den gepensionneerden
generaal titulair Kiesdie in zijn rede ook de officieren opwekt, o. i. zeer ten
rechte, om meer dan den laatsten tijd gebruikelijk is, in uniform in het
openbaar te verschijnen.
In het agendapunt. „Het promotie-vraagstuk mede in verband met den pen-
sioenslast" komen verschillende belangrijke vraagstukken ter sprakewelke
elk voor zich, wil men tot een sluitende conclusie geraken, diepgaande studie
vereischen. We noemen als zoodanig.
lo. Vermindering van den pensioenslast,
2o. Het laten doordienen van niet voor bevordering in aanmerking komende
kapiteins.
3o. Vermindering van het aantal luitenants door vermeerdering van het aantal
onderluitenants.
4o. Vermindering van het aantal luitenants in de ranglijst door detacheering
van luitenants van het leger in Nederland.
5o. Scherpere selectie voor de hoofdofficiersrangen.
AI deze punten verdienen, zoowel ieder voor zich als in het verband van het ge
heel beschouwd, alle aandacht. Zonder te willen suggereeren dat zulks bij de be
spreking van een en ander is nagelaten, zij het ons vergund er vooral op
te wijzen dat het onderling verband in dezen, nadat de mogelijkheid van de
suggesties elk voor zich is komen vast te staan, van veel gewicht is. Een
enkel voorbeeld moge dit verduidelijken. Er zijn voorstanders van een onder
luitenants-instituut, waarbij de onderluitenantsrang wordt verleend als belooning
wegens langdurige en uitstekende diensten van den adjudant-onderofficier (het
bestaande stelsel dus). Houdt men evenwel het andere punt „vermindering
van den pensioenslast in het oog" dan is er alle ruimte voor de conclusie dat
een dergelijk stelsel te veroordeelen is. Immers het komt feitelijk slechts neer
op het toekennen van een hooger pensioen. De op die wijze bevorderden
blijven slechts korten tijd in hun rang, zoodat de vraag mag worden gesteld
of het geen te duur stelsel is.