545 deze zóó vroegtijdig naar de volgende „vorgesehene Standort" laten leggen, als de gevechtsomstandigheden maar eenigszins toelaten". Gewaarschuwd wordt tegen een al te dikwijls verplaatsen van den comman dopost (storing van het bedrijf, bemoeilijkt de verbindingen, „überanstrengt" het personeel). „De sprongen bij verplaatsing van een commandopost mogen in het algemeen zoo groot zijn als de breedte van het betreffende troepen- deel". In hetzelfde nummer een artikel„Der Standort des Zugführers im An- grtff", majoor KBrunner. „De plaats van den sectie commandant is, ook in liet moderne gevecht, daar, waarheen „ihn das Gewissen des Mannes stellt". En dit is, met uitzondering van een betrekkelijk geringen tijd, na de ontplooiing en tijdens de eerste vuuropening in de groep der voorste strij ders. Daarom heet de luitenant „Zugfiihrer". Mil. Wochenblatt. No. 29. Februari 1931. „Der Zag als Kampfeinheit" „De vooruitgang der Wapentechniek zal wel spoedig daarheen leiden, dat alle groepen op dezelfde wijze metéén of meer automatische wapens en daarnaast met zelfladers, geweer- en handgranaten, bewapend worden. Het verschil tusschen mitrailleur- en geweergroepen valt dan weg". „Indien de sectie een gevechts eenheid van overal ongeveer gelijke sterkte wil zijn, dan zal moeten worden vastgesteld uit hoeveel groepen die sectie het doelmatigst wordt samengesteld. Meer dan 4 groepen kan de sectiecommandant in het moderne gevecht bijna niet in de hand houden, bij minder dan 3 groepen kan geen reserve worden afgezonderd. Blijft over de voor de geheele organisatie geldende strijd vraag der drie- of der vierindeeling". In een militiecompagnie is het gemak kelijker 4 sectiecommandanten te vinden die een 3 groepensectie, dan 3 die een 4 groepensectie kunnen aanvoeren. Daarom verdient volgens schr. de indeeling in 3 groepen de voorkeur. Mil. Wochenblatt. No. 29. Februari 1931. „Wird das Begegnungsge- fecht zu viel geübt?" De vraag wordt ontkennend beantwoord. Wat betreft de waarde van hoogten zegt de schr.: „Wie de hoogte in zijn bezit heeft, heeft daarmede nog geen „Feldhernhügel", maar wel de beste waarneming, en goede waarneming is in onzen tijd beslissend voor de artillerie en alle zware infanteriewapens. Het voorbeeld der Vimy-hoogste uit den stellingoorlog kan mij van het tegendeel niet overtuigen", Militarwissenchaftiche Mitteilungen. Januri-Februar nummer 1931. „Des Feur and seine Anwendung"gen majoor E. Biittner. Een verhandeling over hoofdstuk XI („Das gefecht") A 2 van het nieuwe Oostenrijksche ge vechtsvoorschrift. „Het vuur heeft in den wereldoorlog nog wezenlijk aan beteekenis gewonnen. Zijn werking doet zich echter in zijn geheel slechts dan gelden in den door den bevelhebber gewilden zin en omvang, wanneer het samenwerken der veelsoortige strijdmiddelen met zorg wordt geregeld". „De overwegende beteekenis van het vuur is in den tegenwoordigen tijd meer dan ooit een hoofdkenmerk van den strijd. Het is een bewijs van de juiste waardeering van deze oorlogservaring, wanneer het nieuwe gevechtsvoorschrift in het hoofdstuk „Das Gevecht", het vuur als het belangrijkste strijdmiddel van den bevelhebber kenschetst en „einheitliche Grundsatze voor zijn toepassing bij alle andere bepalingen vooropstelt". „De overwegende beteekenis van het vuur maakt het den bevelhebber tot plicht de opvoering van de eigen en de vermindering van de vijandelijke vuur- uitwerking met alle middelen na te streven". Infanteriebewapeing. Revue d' artillerie. Januari 1931. Onder vRenseignements divers" vinden we de volgende gegevens omtrent een nieuw Engelsch automatisch geweer, type Vickers-Berthier le. het Engelsche bestaat uit vijf hoofdonderdeelen 2e. het is een luchtgekoeld wapen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 81