553 eindelijk door zijn eigen „impulsion" had geleid en doen samenwerken de bewegingen van zijn hoofd-legergroep, dan had hij misschien kunnen hopen het strategische succes te verwezenlijken, vóórdat zijn tegenstander den tijd zou hebben gehad en de middelen, om zijn weerstand te vergrooten". Algemeen. Revue d'artillerie. Januari en Februari 1931. „La bataille des frontiè- res. La mise en place des torces de bataille", kolonel E. Valarché. Op het moment, waarop de grensgevechten begonnen, geloofde de Fransche generale staf zich te hebben verzekerd van de numerieke overmacht op het Belgische front en den 23sten Augustus 1914 's morgens nog besloot de op perbevelhebber in een telegram, gericht aan den minister: „Over het geheel is dus de strategische manoeuvre beëindigd. Deze had ten doel het gros van onze strijdkrachten te plaatsen op het punt, dat voor den vijand het meest belangrijke zou kunnen worden en om ons op dat punt de nu merieke overmacht te verzekeren. Het woord is thans aan de uitvoerders, die partij moeten trekken van die overmacht. De kwestie is er dus een van „va- leur' de waarde van het commando en de waarde der troepen, en vooral een kwestie van volharding in de uitvoering". Inderdaad bevonden de uitvoerders zich in Zuidelijk België tegenover een numeriek gelijken tegenstander en in Midden België tegenover een overmacht van de dubbele sterkte wat het aantal betreft. Het doel van de studie is de oorzaken van deze verrassing op te sporen alsook die van de numerieke overmacht der Duitschers op het Belgische front. De militaire Spectator. No. 1 en 2. Januari en Februari 1931 De buitengewone bevordering bij keuze", gep. luit. generaal fhr. E. J. M. Wittert Bij zijne beschouwingen gaat schr. ervan uit dat, tot verzekering van de hoogere aanvoering, uit iedere jaarklasse een viertal uitmuntende luitenants een voorsprong zou maken, waarop later voor den hoofdofficiersrang een tweede voorsprong zou kunnen volgen. „Het benoodigde viertal zou kunnen vvorden verkregen door in de eerste plaats te nemen de uitmuntende leer lingen van de H. K. S. en daarnaast troepenofficieren, niet-krijgsscholieren, die de bewijzen zouden leveren, dat zij, wat krijgskundige bekwaamheden betreft niet behoefden onder te doen voor de krijgsscholieren. Aanvaardt men het stelsel, dat door mij wordt voorgestaan d i. in het kort, bevordering van luitenants na 13 jarigen dienst tot kapitein'van den ge- neralen staf, 8 jaar later gevolgd door bevordering tot majoor, dan zou, om de gedachte te bepalen, een wetsartikel, dat deze aangelegenheid regelde kunnen luiden als volgt volgt „De buitengewone bevordering bij keuze heeft ten doel uitmuntende offi cieren vroegtijdig in den hoofdofficiersrang te brengen, teneinde in de hoogere langer te kunnen dienen. Voor deze bevordering komen in aanmerking a. Luitenants, die getoond hebben in alle opzichten goede troepenofficieren te zijn en die bovendien voldaan hebben aan te stellen eischen van bij zondere militaire bekwaamheid. De bevordering geschiedt door die luitenants aan het einde van hun 13de dienstjaar als officier te bevorderen tot kapitein van den generalen staf Mocht een officier, voldoende aan het ad. a, eerste lid genoemde reeds den kapiteinsrang hebben bereikt, dan wordt hij in dien rang overge plaatst bij den generalen staf. 6 Het aantal officieren, dat als kapitein naar den generalen staf overgaat zal jaarlijks 4 bedragen, tenzij slechts een geringer aantal aan de gestel de eischen voldoet. b. Kapiteins van den generalen staf, die zoowel bij den troependienst als bi] het vervullen van hunne verrichtingen bij den generalen staf bliiven uitmunten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 89