554 Zij worden na een diensttijd van 8 jaar bij het dienstvak tot majoor bevorderd." De verdere bevordering stelt schr. zich voor, dat telkens na 4 jaar in ieder der hoofdofficiersrangen zal plaats hebben. All. Schweizerische Militarzeitung No. 1. Januari 1931. Abriistung und Sparsamkeit und die Reform unseres Wehrwesens." „De vraag is„ls ons leger, zooals dat thans wordt opgeleid en is uitgerust, geschikt voor de oorlogstaak? Zoo niet, wat moet er dan gebeuren? Daarbij is het dan van zelfsprekend dat alle voorstellen betreffende diensttijd en militaire uitgaven de elementaire eischen van zuinigheid niet buiten beschouwing mogen laten. Maar bezuinigingen van welken aard ook kunnen slechts een secondair doel hebben naast het hoofddoel, dat bij alles vooropgesteld moet worden een voor den oorlog volkomen beiekende weermacht. Wanneer men principieel de instelling van een verantwoordelijke militaire leiding erkent, als een noodzakelijkheid, boven de vijf en twintig „an einander vorbeiredenden" commandanten en chefs der legereenheden en afdeelingen van het departement van oorlog, dan past het ook, dien verantwoordelijken chef niet met hervormingen te kort te doen (mit Reformen vorzugreifen), maar het aan hem over te laten, welke wegen hij wil kiezen, wil voorstellen, en naderhand ook gaan wil. Een andere gang van zaken bij de reorganisatie zou er op uitloopen dat men „den Gaul am Schwanz aufzaumt". In hetzelfde nummer nog een artikel: ,Joffretl, van kolonel E. Bircher. Een studie betreffende den Franschen maarschalk, tevens een verdediging tegen de aanvallen op zijn beleid gedaan, welke eindigden met zijne ver vanging door Nivelle op 13 December 1916. „Want het ware veldheerschap ligt niet alleen verborgen in groote opera tieve gedachten, die de beslissende besluiten doet rijpen, maar veel meer in de kracht van het karakter, dat aan dat besluit doet vasthouden en het Iaat uitvoeren, onbekommerd om alle indrukken die van buiten en binnen op hem aanstormen, hem tot wankelen brengen, zooals het von Moltke, zooals het ook Falkenhayn, zijn tegenstanders, is vergaan". All. Schweizerische Militarzeitung. No. 3. Maart 1931. „Antimilitaris- mus und Bildung", majoor Frick. Schr. behandelt in een vrij uitgebreide studie de drie vormen van anti-militairisme nl. 1. uit politieke overwegingen; 2. uit geloofs- of gewetensoverwegingen en 3. het anti-militairisme dat zoo gemak kelijk ontstaat bij jonge menschen en scholieren der hoogste klassen der middelbare scholen, met het oog op den militairen dienst; daarbij is het den schr. minder te doen om in dit verband nieuwe gezichtspunten te openen, alswel om zijne gedachten weer te geven, die wellicht anderen tot nadenken zullen stemmen, met als gevolg dat, wanneer er meeningsverschil bestaat, een gedachtenwisseling daaruit kan voortvloeien. U.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 90