b. bewakings- en waarschuwingsdienst in het belang van
de bevolking.
II. Doorgaan met het bergen van menschen- en dierenlijken;
welke door de aanhoudende regens weder te voorschijn
komen.
III. Machtsvertoon.
IV. Samenwerken met de ingenieurs van den Vulcanologischen
Dienst te Sroemboeng en Doekoen.
V. Het controleeren van vroegere gegevens ten aanzien van de
verwoeste kampongs, grenzen lahargebied en toestand van de
rivieren.
Nadat de nieuwe regeling voldoende was doorgewerkt, werd
de commandant van het 7de Bataljon den 14den Januari ontheven
van het troepencommando en dit opgedragen aan den comman
dant van de nog aanwezige compagnie.
Aangezien in het getroffen gebied de rust geleidelijk terug
keerde en de bevolking grootendeels naar de nog bewoonbare
kampongs weerkeerde, kon met medewerking van het Inlandsch
Bestuur worden overgegaan tot het instellen van bevolkings-
wachten voor den rivierbewakingsdienst, terwijl door de bevolking
mede hulp verleend werd bij herstel van bandjirschade aan de
graven van mensch en dier.
De sectie genietroepen kon den 19den Januari naar Tjimahi
terugkeeren, twee dagen later gevolgd door de telegraafafdeeling
van hetzelfde bataljon.
Het opruimingswerk werd verder voltooid, graven nagegaan
en waar noodig verbeterd. Ook de werking van den Merapi
verminderde geleidelijk, zoodat er ten slotte geen bezwaar meer
tegen bestond den waarnemings- en waarschuwingsdienst over
te dragen aan den vulcanologischen dienst en het B. B.
Na met het B.B. gepleegd overleg werd besloten den militairen
bijstand in het getroffen gebied, behoudens de voedselvoorzie
ning, den 7den Februari te beëindigen. De compagnie infanterie,
benevens de nog aanwezige motorrijders, keerden dien dag naar
hun garnizoenen terug.
Op verzoek van het B. B. bleef de voedselvoorziening onder
militaire leiding nog tot na afloop van de poeasa bestendigd;
den lsten Maart werd deze voor de nog resteerende vluchtelingen,
toen nog ongeveer 2700 menschen tellend, aan het civiel bestuur
overgedragen.
TAAK VAN DE ONDERDEELEN.
De taak der onderdeelen van de beschikbaar gestelde troe
penmacht tijdens het verleenen van den bijstand moge blijken
uit het navolgende.
566