volking gevlucht was, moest dit aanvankelijk uitsluitend door
den troep geschieden.
Voor observatie van den krater en de lahars werden wachten
geplaatst in de richting van Polengan en Pondok, welke telefonisch
met Sroemboeng verbonden werden.
Den 23sten gelukte het, zooals reeds gemeld, een afdeeling
van dit detachement de geïsoleerde kampongs Balong en Klampean
van het zuidwesten uit, over de K Batang, te bereikende
600 aangetroffen overlevenden .werden naar Sroemboeng ge
leid. Van deze menschen keerden er echter 200 al spoedig onder
geleide van één hunner, een ouden kijaji, die grooten invloed
op de eenvoudige bergbevolking had en beweerde dat Balong
en Klampean in geen geval getroffen zouden worden, naar hun
kampongs terug en moesten later, wegens het van den Merapi
dreigend gevaar, onder lichten dwang tot ontruiming van hun
desa's gebracht worden.
Den 24sten werd het detachement, zooals vroeger al aange
geven, teruggetrokken op Tegalsari; de wacht te Polengan werd
ingetrokken, die te Pondok telefonisch met Tegalsari verbonden,
terwijl bovendien een uitkijkpost in een klapperboom werd ge
plaatst.
Toen den 25sten December moest worden overgegaan tot de
reeds vermelde ontruiming van het gebied ten oosten van de lijn
Sroemboeng Doekoen werd de permanente wacht te Pondok
teruggetrokken naar Djamblangan en aldaar tevens een nieuwe
uitkijkpost opgericht.
Ten einde beter inzicht te verkrijgen in de afvoer-capaciteit
van de verschillende van den Merapi komende rivieren, ver
zochten de ingenieurs van den vulcanologischen dienst deze ri
vieren over bepaalde afstanden op te nemen voor wat betreft
breedte en diepte van de beddingen. De uitvoering hiervan werd
opgedragen aan de detachementen Sroemboeng (Tegalsari) en
Doekoen.
Toen de mogelijk geachte catastrophe als gevolg van een neer
storten van een stuk van den kraterwand van den Merapi, door
het langzaam afschuiven van een deel daarvan, uitbleef en de be
volking daarop geleidelijk naar het ontruimde gebied terugkeerde,
kon met medewerking van het B. B. tot het instellen van den ri
vier-bewakingsdienst door middel van bevolkingswachten worden
overgegaan. Dit geschiedde door het uitzetten van permanente be
volkingswachten, ter sterkte van 10 man elk, langs de verschil
lende rivieren alle wachten voorzien van een tong-tong. Overdag
zou het alarmsein gegeven worden door de permanente militaire
uitkijkpost in den N. W.-hoek van Sroemboeng waar eveneens
568
Het detachement Doekoen werd tijdelijk verplaatst naar K. Qoenoenggana.
Het detachement, dat tijdelijk te Tegalsari verbleef, werd den 30sten De
cember weder te Sroemboeng geplaatst.