Indien het vermoeden bestaat, dat een militair zich aan een
strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zal de korpscommandant
de zaak onderzoeken, of door een aan hem ondergeschikten
officier dan wel onderluitenant doen onderzoeken - van welk
onderzoek proces-verbaal wordt gehouden.
Hiermede is het „voorloopig onderzoek" in de R. L. gebiedend,
voorgeschreven.
Indien de Plaatselijk (militair) commandant (P. M. C.) wien
het proces-verbaal desnoodig wordt toegezonden van oordeel
is, dat de zaak door den militairen rechter moet worden onder
zocht, of indien hij daaromtrent twijfelt, is hij verplicht het advies
van den A. M. in te winnen.
Het inwinnen van dit advies geschiedt rechtstreeks. (Thans
heeft toezending plaats d. t. k. van den Divisie- of Gewestelijk
militairen commandant ingevolge het bepaalde in de Algemeene
Order 1916 No. 2 hoofdstuk I 3
Na bekomen advies beslist de P. M. C., doch, indien deze tegen
het advies van den A.M. mocht nalaten de zaak naar den K.R.
te verwijzen, kan de A. M., indien hij vermeent, dat het belang
van de justitie zoodanige verwijzing vereischt, aan den P. M. C.
schriftelijk en met opgave van redenen het verzoek doen daarover
het H.M.G. te doen beslissen.
Binnen vijf dagen na ontvangst van dat verzoek behoort de
P. M. C daaraan te voldoen, door opzending aan het H. M. G
van de stukken voorzien van zijn beschouwingen ter zake.
Wordt de verdachte naar den K. R. verwezen, dan geschiedt
zulks bij schriftelijke beschikking, welke den grondslag uitmaakt
voor de in te winnen informatiën (hiermede is de „klacht" ver
vallen).
Deze „beschikking tot verwijzing" moet op straffe van nietig
heid eene omschrijving behelzen van het feit, hetwelk ten laste
wordt gelegd, alsmede de bepaling of de verdachte al dan niet
in arrest zal worden gesteld of zal blijven.
Een afschrilt van deze beschikking wordt aan beklaagde en
aan den A.M. ter hand gesteld.
(In de practijk lijkt het aanbeveling te verdienen de ten laste
legging door den A. M. te doen opmaken).
De informatiën zullen buiten de residentie van den K. R. wor
den gehouden door één officier zoo mogelijk met den rang van
kapitein, welke officier zooveel mogelijk gedurende ten minste één
jaar voor die functie blijft aangewezen.
Bij gebreke van een officier kan een onderofficier (geen kor
poraal) tot commissaris worden aangewezen.
Eveneens wordt zooveel mogelijk, ook voor ten minste één
jaar, een officier tot secretaris aangewezen, bij niet beschikbaar
zijn van een officier te vervangen door een onderofficier. (Hier
588