krijgsraad, die de in arrest-stelling al dan niet bekrachtigt. Ingeval echter buiten Java en Madoera de garnizoensplaats gelegen is buiten het gewest waarin de zetel van den K. R. zich bevindt, zal dat bericht gedaan worden aan den P. M. C. van het garnizoen, die de in arreststelling al dan niet bekrachtigt. Overeenkomstig wordt gehandeld met het voorstel om beklaagde uit het arrest te ontslaan, dan wel tot het brengen van wijziging in het arrest. Volgens het reeds lang niet van belang meer zijnd (oude) artikel 59 kon een beklaagde bij handtasting beloven zich telkens op ontbod weder voor den commissaris te zullen vervoegen „op poene van, daarvan in gebreke blijvende, te worden gehouden als de hem ten laste gelegde misdaad te hebben beleden, of daarvan te zijn overtuigd". Deze bedreiging in strijd zijnde met behoorlijke regelen van bewijsvoering is in het nieuwe artikel 51 vervallen. In verband daarmede had dit artikel n. h. v. geheel achterwege kunnen blijven;, toepassing zal het althans wel nimmer vinden. Het rapport aan den P. M. C. nopens het niet verschijnen van een opgeroepen beklaagde zal geschieden door den secretaris. De (oude) artikelen 66, 67 en 68 vaststellende den tijd, welke ten hoogste tusschen opvolgende verhooren mag verloopen, zijn vervallen. Behoefden de informatiën of de getuigenverklaringen vroeger slechts dan aan beklaagde te worden voorgelezen, indien deze het feit geheel of ten deele bleef ontkennen, thans zal zulks ingevolge artikel 61 steeds moeten geschieden. Vermits de „beschikking tot verwijzing" van overwegend belang is en op straffe van nietigheid een omschrijving van het ten laste gelegde feit moet inhouden, zij men indachtig, dat, indien tijdens het strafproces (ook tijdens het verhoor voor den Com missaris) van een ander strafbaar feit blijkt waaromtrent vragen zullen zijn te stellen, eerst tot vervolging wegens dat nieuwe feit kan worden overgegaan, nadat opnieuw verwijzing naar den K. R. voor dat feit heeft plaats gehad. In artikel 81 wordt den commissaris de bevoegdheid toegekend om burgerpersonen, die weigeren te verschijnen om getuigenis af te leggen, voor hem te doen brengen. Overigens zijn de bepalingen van het Reglement op de Straf vordering omtrent het toelaten van personen tot het geven van getuigenis of van inlichtingen van overeenkomstige toepassing in het militair strafproces (zie S. 145— 149). 590

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 36