In artikel 85 (2) wordt den officier-commissaris de bevoegdheid toegekend om deskundigen te hooren en als zoodanig te beëedigen. Wordt de deskundige tevens als getuige gehoord, dan zal hij vóór zijn verklaring, ook den voor getuigen bestemden eed afleggen. In lid (4) van dat artikel wordt den commissaris de mogelijk heid geopend, om tegen den wil van den rechthebbende eene woning te betreden, indien zulks voor het onderzoek noodzakelijk is. Daartoe zal het Hoofd van Plaatselijk Bestuur den noodigen last verleenen. Geen bevoegdheid wordt echter verleend tot het in beslag nemen van bescheiden a. a. Daartoe blijft de hulp van de burgerlijke justitie noodig. Uit artikel 94 blijkt, dat confrontatiën tusschen getuigen onder ling thans toegelaten zijn. De Gouverneur-Generaal bepaalt bij ordonnantie, waar K. R. zul len zijn gevestigd en welke het rechtsgebied dezer rechtbanken is. Volgens het ontwerp ordonnantie zullen K. R. gevestigd worden te a. TJIMAHI, b. MAKASSAR en c. PADANG, welker rechtsge bieden zich respectievelijk zullen uitstrekken over a. de gewesten West-, Midden- en Oost-Java, Benkoelen, Lam- pongsche districten, Palembang, Djambi en Onderhoorigheden, Billiton, Riouw en Onderhoorigheden, Westerafdeeüng van Borneo, Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo en Bali en Lombok b. de gewesten Celebes en Onderhoorigheden, Manado, de Mo- lukken en Timor en Onderhoorigheden en c. de gewesten Sumatra's Westkust, Tapanoeli, Atjeh en Onder hoorigheden en Oostkust van Sumatra. De K. R. zullen zijn samengesteld uit een burgerrechtsgeleerde als president en vier door den P. M. C. benoemde leden (officieren) behoorende tot het garnizoen van den K. R. De leden zullen in den regel gedurende ten minste één jaar deze functie blijven bekleeden. Bij gebrek aan dienstdoende officieren zullen ook officieren op pensioen tot den K. R. kunnen worden genomen. Tot leden kunnen niet worden benoemd officieren, die den leeftijd van vijf en twintig jaren nog niet hebben bereikt en officieren, die den rang van tweeden luitenant bekleeden, alsmede reserve-offi cieren, voor zoover zij geen beroepsofficier geweest zijn. Deze laatste bepaling is terecht toegevoegd Het zou toch eigenaardig aandoen, indien een gepensionneerd officier wel lid van een K. R. zou kunnen zijn indien hij niet tevens reserve-plichtig is, en niet, wanneer hij tevens nog reserve-officier is. Wanneer een officier voor den K. R. moet terecht staan zullen voor de behandeling van diens zaak de leden van dien raad van 591

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 37