lageren rang of van mindere anciënniteit in rang dan de beklaagde
worden vervangen door officieren van hoogeren rang of van ge
lijken rang en hoogere anciënniteit. Hetzelfde is ook van toepassing
op den secretaris.
(Bij gemis aan een dergelijke bepaling in de oude R. L. is in
de Algemeene Order 1916 no. 2 hoofdstuk I 10 ad d bepaald,
dat waar mogelijk, tot leden van den K. R. in straf- en reclame
zaken van officieren, zullen worden benoemd officieren, die een
hoogeren althans gelijken rang bekleeden als beklaagde of
reclamant)
Nadat de informatiën zijn afgeloopen en daarvan rapport is ont
vangen door den P. M. C. van het garnizoen waar zich de resi
dentie van den K. R. bevindt, zal deze, na overleg met den A. M.
binnen 3 dagen (vroeger 24 uur) bij schriftelijk bevel tegen een
daarbij aan te geven dag en uur het bijeenkomen van den K. R.
ordonneeren.
Aan den voet van dit bevelschrift zal de A. M. het feit, (be
hoeft niet te zijn de qualificatie van het delict) dat ten laste
wordt gelegd vermelden, met bijvoeging omstreeks welken tijd
en waar ter plaatse het zou zijn begaan, alles op straffe en
nietigheid, alsmede niet op straffe en nietigheid de omstan
digheden, waaronder het feit zou zijn gepleegd.
Dit geschrift wordt zoo spoedig mogelijk en ten minste tien
dagen vóór den voor de bijeenkomst van den K. R. bepaalden tijd
aan den beklaagde (met overgave van een afschrift) beteekend.
In het formulier van beteekening wordt tevens medegedeeld,
dat de beschuldigde zich door een gekozen of toegevoegden raads
man kan doen bijstaan.
Vermits wel is bepaald, dat deze raadsman toegang tot beklaagde
heeft totdat het vonnis is gewezen en in den K. R. gepronuncieerd,
doch niet van af wanneer de raadsman toegang heeft, zal men
n.h.v. het best doen, dien raadsman toegang te verleenen vanaf
het tijdstip van de beteekening van voornoemd bevel.
Uit het vorenstaande blijkt, dat de mogelijkheid is geopend om
den beklaagde voor den K. R. juridischen bijstand te doen ver
leenen, het gemis aan welken bijstand steeds als een der grieven
tegen de oude R. L. wordt aangevoerd.
Of echter ten deze een bevredigende oplossing gevonden is,
vermeenen wij te mogen betwijfelen.
Immers bepaalt artikel 113 wel, dat beklaagde die normaliter
het kiezen van een raadsman niet zal kunnen bekostigen op zijn
daartoe strekkend verzoek een raadsman toegewezen krijgt, terwijl
eerst als geen advocaten en procureurs beschikbaar zijn een offi
cier als raadsman mag worden toegevoegd, tenzij beklaagde uit
drukkelijk een officier als raadsman verlangt, doch toevoeging van
592