in die van een anderen K. R., door den president van laatstgenoemd
college.
Bevindt hij zich buiten de residentie van eenigen K. R., dan zal
de uitspraak in zijn bijzijn geschieden in tegenwoordigheid van
een officier-commissaris, daartoe benoemd door den P. M. C. van
het garnizoen van beklaagde, door een officier, of wanneer geen
officier beschikbaar is door een onderofficier, eveneens door den
P. M. C. aangewezen. Wanneer geen officier beschikbaar is om
tot commissaris te worden benoemd, dan geschiedt de uitspraak in
tegenwoordigheid van den P. M. C. zeiven.
Aan beklaagde zal worden kennis gegeven van het rechtsmiddel,
dat tegen het vonnis openstaat en van den termijn, binnen welken
dat rechtsmiddel kan worden aangewend.
De vonnissen zullen, zoo spoedig mogelijk nadat dezelve in
kracht van gewijsde zijn gegaan, worden geëxecuteerd, tenware de
gecondemneerde uitdrukkelijk mocht verlangen, dat de executie, tot
het overwegen van een verzoek om gratie, worde opgeschort.
Verband houdende met de te voren reeds genoemde afschaffing
van de approbatie der vonnissen is voorts bepaald, dat de auditeur
militair en de beklaagde het recht van appèl of hooger beroep zul
len hebben aan het H. M. G., waartoe den A. M. een tijd van twintig
en den beklaagde een tijd van twee en twintig dagen is gelaten.
Dit appèl kan slechts tegen het vonnis in zijn geheel worden
ingesteld.
Aan dengene, dien de beklaagde, ook ingeval hij in hechtenis
buiten acces geplaatst is, zal vermeenen noodig te hebben om voor
het al dan niet instellen van appèl te overleggen, zal daartoe gele
genheid gegeven worden.
Indien alleen de beklaagde in hooger beroep is gekomen, kan
hij tot geen zwaardere straf worden veroordeeld, dan hem bij
vonnis van den K. R. is opgelegd.
Binnen den tijd van twee en twintig dagen kan beklaagde voorts
het verzoek doen om in persoon voor het H. M. G. te verschijnen.
In dat geval wordt aan beklaagde van landswege noch overtocht
noch eenige vergoeding toegekend, tenzij het Hof beslist, dat ver
schijning van den beklaagde in persoon noodig is geweest.
N. h. v. kan moeilijk worden ontkend, dat in dit geval een
financieel krachtiger beklaagde, dan wel een, die in of nabij den
zetel van het H. M. G. in garnizoen is, in het voordeel kan ver-
keeren boven anderen. Echter zal ten deze nu eenmaal rekening
gehouden moeten worden met de niet te onderschatten uitgaven
ten laste van den Lande, als elke beklaagde op diens verzoek zonder
eenige beperkende bepaling, voor het H. M. G. zou kunnen ver
schijnen.
Overigens wordt beklaagde voor het H. M. G. slechts opgeroepen,
wanneer het Hof zulks noodig oordeelt.
595