B. Fouten als gevolg van een gegeven terreinhoek. I. Indirecte richting. In figuur 1 is nu PQ de gewenschte richting van de nullijn, overigens gelden overeenkomstige beschouwingen als onder Al.: A bg EC bg CA bg BA terwijl verder uit de teekening blijkt: a. als R in het hellende richtkijkervlak ligt, m.a. w. als de hoogterondselstand naar het richtpunt 0 is, is A 0 b. als R op cirkel PLQH ligt, m.a. w. recht voor of achterwaarts, zijn zoowel als A 0, c. als R op cirkel LAH ligt, m. a. w. recht zijwaarts, is fx 0, maar A maximaal. II. Directe richting. In figuur 3 is APDQ het horizontale richtkijkervlak. Met een gecommandeerde hoek MOB wordt gericht in de richting OD'. Hoek BOE is dus de terreinhoek naar D'. De aan het kanon gegeven terreinhoek is echter hoek MOA, de hoogtefout is dus w bg BE bg AM. De werkelijke zijdelingsche stand t. o. v. D'is hoek AOE, de zijdelingsche fout is dus: V bg AE bg MB - bg BP - bg EP. Berekeningen In de ondervolgende berekeningen hebben we alleen te maken met rechthoekige boldriehoeken. Indien van een boldriehoek behalve de rechte hoek nog twee elementen bekend zijn, zijn met behulp van de stelling van NEPER alle andere elementen te berekenen. De stelling luidt als volgt: Stelling van NEPER Schrijft men van een rechthoekigen boldriehoek alle elemen ten in volgorde op, met uitzondering van den rechten hoek en vervangt men de schuine zijde en de twee aanliggende hoeken door hun complement, dan is de sinus van een ele ment gelijk aan het product van de tangenten der aanlig gende elementen en gelijk aan het product der cosinussen afliggende elementen. '600

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 46