stuk wilde geven, welke fout hem niet bekend is. Wanneer nu
het inschieten is afgeloopen, zal de vuurleider in zijn schietb.oek
de totaal gegeven zijdelingsche correctie berekenen, en verder
ter controle aan den O C. vragen den richtbasisstand van het
directiestuk, om dan het verschil van deze opgave met den oor
spronkelijk gecommandeerden richtbasisstand te vergelijken met
zijn eigen berekening van de totale zijdelingsche correctie.
Deze twee bedragen zullen echter niet overeenkomen, daar
de vuurleider de genoemde omzetting ju l niet genoteerd heeft,
en verder, omdat de O. C. zijn richtbasisstand na afloop bepaalt,
door zijn instrument te stellen aan het directiestuk, hetgeen ge
beurt door het stuk op zijn instrument stand te laten opnemen,
hetwelk geschiedt met een scheef richtkijkervlak, waardoor weer
fouten ju 2. gemaakt worden. Opgemerkt wordt, dat de hoog-
terondselstand naar het instrument van den O. C. toch een belangrijk
bedrag kan' zijn, al staat het instrument ongeveer even hoog als.
het stuk.
Conclusie is dus, dat bij ongunstige ligging van hulprichtpunt
eerste stuk en ongunstigen stand van het instrument O. C. bij
groote terreinhoeken de vuurleider noch uit eigen schietboek,
noch uit de opgaven van den O. C. het juiste azimuth naar het
inschietpunt kan berekenen.
Deze beschouwingen gelden natuurlijk ook, wanneer de rich
ting op een andere wijze wordt gegeven. Wordt zij gegeven
door middel van het instrument O. C. zonder gebruik van een
richtbasis, dan kan de eindstand van het directiestuk zonder fouten
worden opgemeten als het instrument op een gunstige plaats
gezet wordt.
Bij gebruik van het noodvizier 7,5 cm. Bg worden, indien een
scheeve radstand aanwezig is, de vier fouten als gevolg van
dien scheeven radstand gemaakt, daar de invloed van den schee
ven radstand niet is uit te schakelen.
Echter staat bij elke elevatie het viziervlak horizontaal, zoodat
geen fouten als gevolg van een gegeven terreinhoek gemaakt
worden.
Bij gebruik van het noodvizier voor de zijdelingsche richting
en voor de elevatie moet, om geen fouten te maken, de scheeve
radstand zelve weggenomen worden.
Bij de 10,5 cm. Hw. zijn de richtmiddelen zoodanig ingericht,,
dat na het geven van den terreinhoek het richtkijkervlak horizontaal
staat, zoodat geen fouten als gevolg van een gecommandeerden
terreinhoek gemaakt worden.
Het hoofdverschil met de inrichting bij de 7,5 cm. Bg en 7,5
cm. Vd. uit dat oogpui t is, dat bij laatstgenoemd geschut de
terreinhoek wordt gegeven door de terreinhoeklichtbelbuis eerst
over den gecommandeerden hoek te draaien en de libel daarna te
606