619
gemotiveerd, wil zulks echter niet zeggen, dat bedoelde commandanten
in het onzekere mogen worden gelaten omtrent de reden van een hun opge
legde vertraging. Immers in werkelijkheid zou de reden ook bekend zijn
en de taak van de hulpleiders is inzonderheid om de leemte aan te vullen,
die er noodgedwongen steeds bestaat tusschen oorlogs- en vredesomstandig-
heden. Men „motiveert" dus wel, wat den betrokken commandant niet
bekend kan zijn, d.i. 'svijands wapenwerking, maar niet wat hem bekend
moet zijn nl. eigen wapenwerking en keuze van eigen vormen.
47. Bij voorbeeld men moet niet zeggen „Uw aanval komt tot staan,
omdat 'svijands vuur niet door eigen artillerie wordt onderdrukt" of „U
komt niet vooruit, omdat gij door het ontbreken van een voldoend aantal
km's in de vuurlinie en het niet gesteund worden door mitrailleurs onvol
doende vuurkracht ontwikkeld", doch wel kan een beslissing luiden Uwe
afdeeling staat onder mitrailleurvuur uit de richting van kampong N. Uwe
voorste lijn heeft reeds 10 man verliezen". Wordt op een zoodanige beslis
sing niet voldoende gereageerd, dan volgt een nieuwe beslissing, waarbij
nieuwe verliezen worden opgelegd. Zoo noodig kan een afdeeling buiten
gevecht worden gesteld, hoewel hiertoe uit een oogpunt van oefening niet
dan bij uitzondering mag worden overgegaan en" dan nog slechts voor
beperkten tijd. (Zie A. V. O. bijl. II p. 13).
48. Zal veelal het beoordeelen van verliezen door mitrailleurs, infanterie
en cavalerie, kunnen worden verkregen door een persoonlijk onderzoek bij
de tegenpartij, moeilijker wordt het als het artillerievuur betreft. Een ge
heel afdoende oplossing is hiervoor nog niet gevonden.
49. Het meest juiste zou zijn, indien de hulpleiders volledig op de
hoogte konden zijn van de vuuropdrachten der vijandelijke artillerie, doch
zulks zal veelal niet kunnen worden bereikt. Voor het oogenblik schijnt nog
de minst bezwaarlijke oplossing, dat, indien naar de meening van den be
trokken hulpleider, de mogelijkheid op artillerievuur niet uitgesloten schijnt
en inderdaad artillerievuur wordt gehoord, door den hulpleider wordt beslist,
dat de troep onder artillerievuur staat, c.q. onder aangeven van optredende
verliezen. Wel is waar zal dan der vijandelijke artillerie veelal een grootere
uitwerking worden toegekend, dan in werkelijkheid het geval zou zijn ge
weest, doch deze consequentie dient te worden aanvaard. Men vergete
daarbij niet, dat artillerie de beweging van infanterie wel kan vertragen
en verliezen kan veroorzaken, doch dat zij die beweging niet kan stuiten,
zeker niet met hare beperkte middelen in den bewegingsoorlog.
50. Aan den hulpleidersdienst zal bijzondere aandacht zijn te besteden,
ook bij oefeningen op kleiner schaal, welke in zekeren zin ook een oplei
dingsschool voor de hulpleiders vormen.
51. Ten slotte zij nog aangeteekend, dat waar uiteraard het aantal hulp
leiders beperkt zal moeten zijn, het in beginsel geen aanbeveling verdient
om a priori de hulpleiders voor den geheelen duur van de oefening bij
een bepaald troepenonderdeel in te deelen, waardoor het zou kunnen voor
komen dat bijv. hulpleiders ingedeeld bij een afdeeling in reserve onvol
doend emplooi vinden, terwijl bij de strijdende troepen een gebrek aan hulp
leiders is. Te verkiezen is het om de verdeeling van de hulpleiders zooveel
mogelijk te doen aanpassen aan de behoeften, die de onderscheidene ge
vechtsmomenten brengen, waarvoor van de hulpleiders het grootste rende
ment wordt verkregen. Zoo noodig kan de verdeeling van de hulpleiders
worden overgedragen aan den oudsten bij een partij of bij een groote
troepenafdeeling ingedeelden hulpleider.