622 wordt gezonden, dan voldoen die mededeelingen veelal niet aan te stellen eischen. Vage berichten, zooals „sterke vijand waargenomen, bij kampong A" of „roode troepen zijn gemeld bij B" hebben uiteraard waarde, doch die waarde zou, voor het geval de berichtgever nog meer zou hebben waargenomen, zeer veel grooter zijn geweest, indien ook die meerdere gegevens in het bericht opgenomen waren geweest. Men streve er dus naar de berichten te doen zijn als in het A. T. V. is aangegeven en houde rekening met de aldaar gegeven practische wenken. In dit verband wijs ik er b. v. op, dat de „sterke vijand" uit vorengenoemd bericht voor den bericht gever in zijn verhoudingen inderdaad sterk kon zijn, terwijl hij ten slotte,, bezien uit het standpunt van den A. B., zwak genoemd zou kunnen worden. 3. Bevelen. 11. Aan het opmaken van bevelen kan niet genoeg zorg worden besteed (zie A.V.O. punt 8 (2) Men wake tegen bepaald onnoodige afwijkingen van het in het A. 1V. en L. S. ter zake voorgeschrevene. Boven werd reeds op zoodanige afwijking gewezen met betrekking tot afkortingen. In dit verband zij verder medegedeeld, dat het bepaald overbodig is om nieuwe, althans tot nog toe in het Indische Leger niet gebruikelijke en veelal nietszeggende namen, als voorbereidingsbevel, operatiebevel, voor bevelen te bezigen en in die bevelen termen te gebruiken, welke onze voorschriften met kennen Ondanks de in het A.T.V. gegeven voorschriften, treft men in de bevelen nog dikwijls vage uitdrukkingen aan, zooals „bij het aanbreken van den dag bij het invallen der duisternis", „op spoedigen afmarsch moet worden gere kend", „naar omstandigheden" e.d. Deze en dergelijke uitdrukkingen geven den bevelsontvanger dikwijls groote moeilijkheden en kunnen wegens de subjectieve waardeering daarvan door verschillende personen, tot verwarring, aanleiding geven. Wat men wil bevelen, geve men op positieve wijze aan. 12. De in 1930 verkregen indrukken geven mij voorts nog aanleiding om in het bijzonder te wijzen op het gestelde in het A.V.O. punt 22 (2) en (3) vooral voor wat betreft de samenwerking met vliegtuigen, de verbindingen, zoomede den M. O. D., den M.D. O. D. en de treinen. De in onderstellingen op te nemen bevelen mogen derhalve geen punten p m bevatten. Het opmaken van volledige bevelen door den staf van den leider (c.q. den leider zelf) verschaft leering, waarvan geen afstand rnag worden gedaan. 13. Aan de bevelsuitgifte moet mede de uiterste zorg worden besteed. In elk bevel moet steeds worden vermeld hoe en aan wie (en dan met specifi catie van de commandanten) het werd uitgegeven. Aanteekeningen als „schru- telijk aan enz." dan wel „Aan Cn. Hoofdonderdeelen" zijn ten eenenmale ontoelaatbaar; dergelijke aanteekeningen hebben geen of nagenoeg geen waarde en geven bovendien in verschillende opzichten aanleiding tot het maken van vergissingen. -in a Het is duidelijk, dat ter wille van een goede samenwerking met alleen de A. B. maar ook de meeste ondercommandanten zullen moeten kunnen nagaan, aan welke gezaghebbenden een bevel is verzonden. En zulks is alleen op de vorenomschreven manier te bereiken. Wat de uitdrukking „hoofdonderdeelen" betreft, zij aangeteekend dat zulks geen vaststaand begrip is. Een bataljon infanterie, dat deel uitmaakt van een regiment in reserve is geen hoofdonderdeelis een bataljon echter b. v. uit gezonden als gevechtsbeveiliging eener divisie, dan is het wel een hoofdonder deel. 14. Een der belangrijkste zaken, waar het bij de bevelsuitvaardiging om gaat, is ervoor te zorgen, dat de bevelen de staven, diensten, troepen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 68