625 commandant zelf ook anders zou hebben gehandeld bij bekendheid met die gewijzigde omstandigheden, mag daarvan worden afgeweken. In elk geval zal de bevelgever daarmede in kennis moeten worden 0esteld. 4. Eenige opmerkingen van tactischen aard. 18. Bij de in 1930 gehouden oefeningen werd niet altijd voldoende aandacht geschonken aan de omstandigheid, dat een gevecht, waarbij een beslissing wordt gezocht, met de hoofdkrachten zoo eenigszins mogelijk dient te worden gevoerd in een terrein, dat daartoe gunstige voorwaarden biedt. Is zulks door omstandigheden niet mogelijk, dan dienen de nadeelen van het terrein en de inwerking van het vijandelijk vuur zooveel mogelijk te worden ontgaan door van den nacht gebruik te maken om de troepen niet alleen zoo gunstig mogelijk te groepeeren, doch ook om deze zoo^dicht mo gelijk bij den vijand te brengen, zonder nochtans te vervallen in het \oeren van nachtgevechten op groote schaal. ..j Uiteraard zullen deze verplaatsingen zooveel mogelijk nog bij daglicht zijn voor te bereiden. Een voorbereiding bij daglicht wordt bevorderd, indien de desbetreffende bevelen tijdig aan de ondercommandanten worden verstrekt. 19 Men wake tegen het inzetten van'aanvallen, waarbij een beslissing wordt gezocht, met onvoldoende krachten en over een onvoldoend breed front. Hebben de omstandigheden geleid tot het ontstaan van een zoodanig onvol doend sterk front, dat voorts ontoereikend door andere troepen wordt ge steund, dan behoeft het vastloopen van zoodanig front bij een aanval nog geen reden te zijn om den aanval geheel te staken dan wel uit te stellen tot b.v. den volgenden dag, zoolang het inzetten van een mogelijk nog beschik bare algemeene reserve, nog kans op een gunstige beslissing biedt. Laat men het opvolgen van deze regels na, dan wordt met alleen gezon digd tegen den bekenden regel, dat troepen niet druppelsgevvijze in hel ge vecht mogen worden gebracht, doch wordt blijkbaar over het hootd gezien, dat de kansen om den volgenden dag een gunstige beslissing te verkrijgen minstens even onzeker zoo niet onzekerderzijn ais die op den vorigen dag. Den vijand wordt immers alle tijd gelaten om zijne tegenmaatregelen te ne men, c.q. zich ongemoeid aan het gevecht te onttrekken (vertragende actie). 20. Het oordeelkundig gebruik van de algemeene reserve hebbe de bij zondere aandacht en daarbij inzonderheid de juiste keuze van het tijdstip waarop zij moet worden ingezet. Het tijdstip voor het inzetten van de algemeene reserve is in den regel gekomen, zoodra de bevelhebber zich uit de met den vijand verkregen aanraking ten voldoend duidelijk beeld heeft kunnen vormen omtrent de mate van s vijands weerstand en de uitgebreidheid van diens front. Het gunstige tijdstip is als regel reeds voorbij, wanneer met den inzet wordt gewacht tot de in front strijdende troepen zijn vastgeloopen. Om echter de algemeene reserve tijdig te kunnen inzetten moet zij bij de hand zijn d.w.z. zich zoo dicht bij de plaats bevinden, waar zij moet wor den ingezet, en zoodanig zijn gegroepeerd, dat haar ingrijpen in het gevecht snel kan plaats hebben. Een en ander maakt het noodzakelijk haar van den aanvang af een in ver band met de voornemens van den bevelhebber, zoo gunstig mogelijke op stellingsplaats aan te wijzen en haar intijds en in verband met het verloop van het gevecht oordeelkundig en met behoud van voldoende vrijheid tot manoeuvreeren van object tot object te verplaatsen. 21. Ten einde op elk gewild moment onder gunstige omstandigheden tot een bepaalde manoeuvre te kunnen overgaan, in het gevecht te kunnen in grijpen, a.a. behoeft elk troependeel een zekere ruimte van opstelling en beweging of m.a. w. een zekere opstelling in breedte en diepte, welke zich aanpast aan den tactischen toestand, de grootte van het troependeel en den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 71