626 aard van het terrein. Aan dat vraagstuk van ruimte schenke men steeds bij zondere aandacht, waarbij men voorts bedenke, dat door een behoorlijke opstelling in breedte en diepte verliezen door vijandelijk artillerievuur of luchtbombardement als regel veel geringer zullen zijn dan bij opeenhooping van troepen in terreindeelen van beperkte afmetingen. Ook moet opeenhooping van personeel in de commandoposten worden voorkomen. Zulks belemmert het werk van den commandant en kan moeilijk aan te vullen verliezen veroorzaken. 22. De nu en dan naar voren getreden meening, dat reserves alleen mogen worden ingezet na toestemming van den naast hoogeren gezaghebbende is uiteraard onjuist, iedere commandant van een troepenafdeeling heeft voor de uitvoering van een hem gegeven bevel de volle beschikking over zijne troe pen, behoudens de bij wijze van uitzondering door den bevelhebber daar omtrent te geven aanwijzingen. 23. Wanneer een troepenmacht wordt ontplooid moet redelijke zekerheid bestaan, dat de troepenonderdeelen de lijn, waarin wordt ontplooid, ook zullen bereiken. Deze lijn mag dus niet zoover naar voren liggen, dat gedurende den tijd, welke de troepen noodig hebben den afstand tot die lijn te doorloopen, de plannen van den bevelhebber door die van den vijand zouden kunnen worden doorkruist. Aan vorenstaande opmerking van beperkte strekking, welke in verband met in in 1930 opgedane ervaring werd opgenomen, mag intusschen de toekenning van een algemeene strekking niet worden onthouden. Bij het nemen van een besluit bedenke men derhalve steeds, dat de uitvoering daarvan, vooral in een eenigszins groot verband, geruimen tijd zal vorderen, waarin ook de vijand niet zal stilzitten en dat dus het besluit uiteraard ook rekening zal moeten houden met hetgeen de vijand kan verrichten en gedurende den tijd, dat het eigen besluit tot uitvoering wordt gebracht. 5. Verpleging. 24. In het oefenjaar 1930 werd nog niet altijd voldoende aandacht geschonken aan de noodzakelijkheid om, wilde men den troep tijdig van het avondmaal voorzien, vooral bij oefeningen, waarbij de oorlogstoestand gedurende eenige dagen onafgebroken voortduurde, tijdens den marsch in de keukenwagens te koken dan wel bij een gevecht idem op de opstellingsplaats van den bagage- trein. Het gevolg hiervan was somtijds een te late verstrekking van het avond maal, waardoor de troep dit onaangeroerd liet dan wel een deel van zijn nachtrust aan het ontvangen en nuttigen van dat maal moest opofferen. Ook werd meermalen geconstateerd, dat de vuren in de keukenwagens gedurende de marschen waren gedoofd, en wel, uren, voordat het bereide eten kon wor- verstrekt. Enkele vernomen klachten omtrent zuur geworden soep moeten voornamelijk hieraan worden toegeschreven. 25. Men houde rekening met het feit, dat rauwe eieren, versche vruchten e. d. zich niet dan wel minder leenen tot vervoer per treinkar. Men verstrekke dergelijke artikelen uitsluitend op rustdagen en bepale zich op marsch-en gevechtsdagen tot een eenvoudig menu, dat niettemin voedzaam en smakelijk kan zijn. 6. Treinen. 26. Voor het toezicht op en discipline bij de treinen zal bij troepen oefeningen steeds het bij de O. O"- uitgetrokken personeel (maar ook niet meer) worden beschikbaar gesteld. 27. Er dient tegen te worden gewaakt, dat de treinvoertuigen worden over belast en zeker dient te worden voorkomen, dat zulks geschiedt met goederen welke niet tot de voorgeschreven uitrusting behooren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 72