regelingen en voorzieningen getroffen moesten worden, thans volge een overzicht van de voornaamste gebeurtenissen tijdens de hulpverleening. De eerste luchtverkenning, waartoe den 22sten te 12.15 nm. werd opgestegen, had o. m, tot resultaat, dat geconstateerd werd, dat de door laharstroomen ingesloten kampongs Balong en Klam- pean nog bewoond waren; bovendien werd waargenomen, dat eenige lieden bezig waren de K. Batang te overschrijden. Naar de meening van den waarnemer zouden die kampongs misschien bereikt kunnen worden van Bakalan uit. De poging daartoe zou den volgenden dag door infanterie ondernomen worden. Daar echter de mogelijkheid bestond, dat de ingesloten bevolking ge brek aan levensmiddelen had, werd de uitslag van die poging niet afgewacht en besloten de ingeslotenen uit de lucht eenige levensbehoeften te doen toekomen. Door de zorg van den Divisie- Intendant werden pakken samengesteld van 20 KG. inhoudende rijst, gedroogde visch, zout, lucifers, tabak en sigaretten. In den voormiddag van den 23sten werden dergelijke paketten per para chute afgeworpen, waarbij waargenomen werd dat deze, op een enkele na, op de juiste plaats neerkwamen. In een der pakket ten was een in het Javaansch gestelde brief van den resident van Kedoe gesloten, waarin de bevolking werd geraden niet bang te zijn, doch slechts rustig haar bevrijding af te wachten, want de „kompenie" zou in elk geval hulp brengen. Inmiddels was een afdeeling infanterie er op uit getrokken met den assistent-wedana van Sroemboeng om te trachten de afge sneden bevolking te bereiken, hetgeen over de K. Batang inder daad gelukte. Het in de bedding van die rivier liggende eruptie- materiaal bleek een koude lahar geweest te zijn. Ongeveer 600 menschen werden medegenomen naar Sroemboeng, waar ze door de zorg van de intendance gevoed werden. Nadat den 24sten de noodige maatregelen getroffen waren met het oog op de mogelijkheid van het optreden van bandjirs, wezen den volgenden dag de ingenieurs van den vulcanologischen dienst op een conferentie op een nieuw gevaar. Geconstateerd werd n. 1., dat er een stuk kraterwand ondermijnd was en dat bij loslaten daar van het neerstorten van een millioen M3 materiaal te verwachten viel; de kampongs oost van de lijn Sroemboeng-Doekoen zouden in dat geval ernstig gevaar loopen. In overleg met het B. B. werd besloten de oost van genoemde lijn gelegen kampongs te doen ontruimen en de bevolking te doen concentreeren nabij de vluchtelingenbarakken. Een nieuwe catastrophe bleef gelukkig uitden 26sten schoof een stuk kraterwand af; langzaam daalde een breede lahar neer langs de ravijnen van de K. Blongkeng en de K. Blongkeng Tjilik. De bevolking keerde allengs naar de kampongs terug, doch overnachtte voorloopig nog buiten haar woningen, om bij dreigend gevaar snel te kunnen vluchten. 563

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 9