609 4. NOTA'S BETREFFENDE DE IN 1928, 1929 EN 1930 GEHOUDEN OEFENINGEN. 1) 1928. 1. Tactische oefeningen op de kaart. Bij tactische oefeningen op de kaart zal de leider zich niet mogen bepalen tot het geven van beschouwingen betreffende eventueel te nemen tactiscne maatregelen en besluiten. Hij dient voor de door hem genomen besluiten de daaruit voortvloeiende bevelen, voor zoover zij in het kader der oefening, zooals de leidei zich die heeft gedacht, noodig zijn, uit te vaardigen en bekend te stellen Om aan deze oefeningen het schoolsche karakter te ontnemen, zal de leider zich in beginsel er van onthouden den deelnemers te voren schrifte lijken arbeid op te dragen. 2. Doel en verloop van de troepenoefeningen. Het doel, dat met een oefening wordt beoogd, mag den partijcomman dant te voren niet worden medegedeeld, teneinde te voorkomen, dat door dezen te nemen maatregelen en bevelen worden beïnvloed door den leider, hetgeen afbreuk zou doen aan de door den partijcommandant te betoonen zelfstandigheid. Wenscht de leider een oefening in een bepaalde door hem gewenschte richting te sturen, dan behoort zulks alleen te worden verkregen door het scheppen van zoodanige tactische omstandigheden, dat het doel daardooi wordt bereikt. Maatregelen van den partijcommandant mogen dezen door de hulpleiders niet op andere wijze dan door het nemen van beslissingen worden gesug gereerd. Als de oefening als gevolg van door den partijcommandant geno men maatregelen een ongewenscht verloop dreigt te nemen, heeft de leider in de ensceneeringstroepen en in het doen toekomen aan den partijcom mandant van berichten" en. van bevelen van hoogerhand het middel in de hand om in te grijpen. Onder geen voorwaarde mag hij de partij- of troepencommandanten op andere wijze in de door hem gewenschte richting (doen) stuwen. 3. De onderstelling. Bij het stelsel van oefeningen met één partij is het niet noodig een alge- meenen en een bijzonderen oorlogstoestand aan te geven. Volstaan wordt met een onderstelling, welke het uitgangspunt vormt voor de oefening. In die onderstelling mag niet meer worden opgenomen, dan hetgeen in wer kelijkheid bekend kan zijn, doch ook niet minder. De opzet moet eenvoudig zijn, puzzles dienen te worden vermeden. Mededeelingen als de roode luchtmacht is sterker (zwakker, van gelijke sterkte e.d.) dan de blauwe zijn minder gewenscht, omdat deze een onvol- 1) Opgenomen op verzoek van het D. v. O.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 55