over de Narew; in het schrijven van von Prittwitz lezen we o.m.: „Den Auffassungen der Lage im ganzen, die Euer Exzellenz iiberzeugend entwickeln, trete ich voilstandig bei; es ist mein dauerndes Streben, sobald als möglich zu einem naheren Zusammenwirken mit den verbiin- deten Armeen zu gelang en1)- Einstweilen ist mir aber durch Vorgehen stark iiberlegenen Gegners gegen Ostpreuszen der Weg gewiesen, mit diesem abzurechnen. Ohne dies ist eine Operation über den Narew unausftihrbar mit den 4'/2 Korps, welche ich in Ost- und Westpreuszen zur Verfügung habe. Ich konnte um so weniger schon jetzt die Bewegung gegen die Narew einleiten, als mir die urspiiinglich zugedachten Reserveformationen aus Griinden, die ich nicht übersehe, bisher nicht iiberwiesen worden sind". 2) Bovenstaande uitvoerige aanhalingen uit de tusschen hetO.-H. Hoofdkwartier en het Duitsche Legercommando-8 gevoerde ge- dachtenwisseling welke te lezen in Elze, blz. 265-270 leken mij noodig, omdat hieruit blijkt, dat a. Conrad, om het maar eens zoo uit te drukken, snakte naar een offensief van de Duitschers in de richting van de Narew, b. von Prittwitz had toegezegd, zoodra dit mogelijk zou zijn, d. i. na het afrekenen met Rennenkampf, in nauwe samenwerking met de O.-H. legers te zullen gaan opereeren. Het lijkt mij niet gewaagd uit een en ander te concludeeren, dat er alle reden was om te verwachten dat von Prittwitz, zoo dra het besluit genomen was om het Narew-leger te gaan aanval len, dit onmiddellijk aan Conrad zou doen weten. Tevens moge even de aandacht gevestigd worden op hetgeen von Prittwitz aan Conrad schreef omtrent de hem toegezegde verster king met de „Reserveformationen". Het ontbreken van die ver sterkingen schijnt bij von Prittwitz dan toch wel van zeer be duidenden invloed geweest te zijn. En een tegenspraak in de uitingen van von Prittwitz tegenover von Moltke en Conrad, waar Kabisch op wijst, (bijdrage-Slothouber, punt 9 op blz. 482) is dan ook moeilijk te zien. Wel laat zich uit vergelijking van die uitingen lezen, dat von Prittwitz niet van zins was tegen het Narew-leger aan te vallen vóór de hem toegezegde versterkingen waren aangekomen. Dat hij aan Conrad te voren reeds dien aanval in uitzicht had gesteld, moet dan geschied zijn in de overtui ging, dat die versterkingen nog intijds te zijner beschikking zouden komen. Keeren we thans terug tot de bewijsvoering van von Kabisch, die dus op grond van von Fleischmann's berichten bewezen acht, dat von Prittwitz reeds in den voormiddag van den 21sten Augus tus tot een algemeen offensief tegen het Narew-leger besloot. 680 Spatieering van mij. M. 2) Cursiveering van mij. M.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 32