Heeft de piloot eenmaal aan alle eischen voldaan, dan hoeft
hij een volgend jaar slechts enkele bepaalde oefeningen te door-
loopen; hem kan door den Afdeelingscommandant worden vergund
zich in een bepaald onderdeel te specialiseeren. Indien hij aan
de hiervoor bepaalde eischen heeft voldaan, kan hem het toezicht
worden opgedragen over het bepaalde soort werkzaamheden,
waarin hij is gespecialiseerd.
De oefeningen zijn in verschillende groepen ingedeeld. Ze zijn
te onderscheiden in: theoretische en practische lessen op den
grond, en in oefeningen in de lucht.
Bij het opstellen van het programma worden eerst de oefeningen
in de lucht vastgesteld op een bepaalden tijd; de andere oefe
ningen behooren in de overige diensturen te vallen.
De verschillende groepen, waartoe de oefeningen behooren, zijn:
le. Vliegtuig- en motorkennis.
2e. De vliegtuig- en gevechtsdienst.
3e. Luchtnavigatie.
4e. Bewapening.
5e. Seinen.
1. Vliegtuig- en motorkennis.
a. algemeene kennis van het type motor dat in de Afdeeling
in gebruik is.
b. behandeling van den motor.
c. inspectie en onderhoudsmethodes van den motor (kennis
van hetgeen een monteur moet weten).
d. algemeene kennis van het type toestel, dat in de Afdeeling
in gebruik is.
f. inspectie en onderhoudsmethodes van het vliegtuig (kennis
van hetgeen een monteur moet weten).
g. kennis van het gebruik, onderhoud en het vouwen van
parachutes.
h. kennis van het gebruik van zuurstofapparaten.
2. De vlieg- en gevechtsdienst.
A. Oefeningen in de lucht.
aindividueele oefenvluchten.
b. landingsproeven.
c. blindvliegen en wolkenvliegen.
d. oefeningen in het klimmen naar bepaalde hoogte (op tijd).
e. nachtvliegen.
f. uitvoeren van eenvoudige verkenningen en het opstellen van
verkenningsrapporten.
B. Oefeningen op den grond.
a. kennis van het Handboek Viiegdienst.
b. veiligheidsvoorschriften voor luchtgevechten.
695