c. voorschriften omtrent nachtvliegen.
d. kennis omtrent de taak van de Luchtmacht.
e. kennis omtrent de tactiek van de Luchtstrijdkrachten.
f. het individueele luchtgevecht (dag en nacht).
g. kennis van den verkenningsdienst, in zooverre dat van een
gevechtsvlieger kan worden geëischt.
h. het opmaken van rapporten.
i. het opmaken van bevelen.
3. Luchtnavigatie.
A. Oefeningen in de lucht.
a. kaartlezen.
b. kompasvliegen.
c. overlandvliegen bij dag.
d. overlandvluchten bij nacht.
B. Oefeningen op den grond.
a. kennis van de wijze van plaatsbepaling op aarde.
b. kennis omtrent kaarten en kaartlezen.
c. constructie en werking van het kompas.
d. idem van de verdere navigatie-instrumenten.
e. het berekenen van grondsnelheid en koers.
f. kennis omtrent navigatiemethodes.
g. het practisch regelen van kompassen.
h. uitgebreide kennis van meteorologie.
4. Bewapening.
I. Bommenwerpen.
A. Oefeningen in de lucht.
Practisch bommenwerpen met oefenbommen, later met scherpe
bommen.
Van de resultaten wordt voor eiken piloot een speciaal boekje
aangehouden.
B. Oefeningen op den grond.
Algemeene kennis van de werking en de constructie van bom
men de verschillende soorten en het doel waarvoor deze wor
den gebezigd.
a. de oefenbom.
b. de scherpe bom, bij de afdeeling in gebruik.
c. het bommenrak en de aftrekinrichting.
d. wing tip flares.
II. Mitrailleurschieten en pistoolschieten.
A. Oefeningen in de lucht,
a. oefeningen met de mitrailleurcamera (minstens 8 films).
696