714
zullen vele officieren kunnen zijn, omdat hun taak studie in dien zin vraagt
tot de conclusie zullen komen, dat men het kwaad de oorlog niet kan uit
roeien met beperking van de materieele en personeele middelen om den
oorlog te voeren. Uitroeien kan men slechts door de oorzaak voor het
verschijnsel op te sporen en weg te nemen.
De schrijver dit onderwerp aanroerende zegt:
„De eenige wijze om definitief den oorlog te kunnen voorkomen, is om
aan te sturen op de moreele ontwapening, dan volgt de materieele van zelf.
Men vergeet te veel, dat de materieele bewapening is voortgekomen uit de
moreele bewapening en niet omgekeerd".
Met dit alles is echter nog niet verklaard, waarom de schrijver als doel van
de brochure aangeeft „gericht tegen volksmisleiding". Wel kan men er uit
concludeeren dat het onjuist is om elk goed militair aan te merken als een
strijder voor het behoud van de weermacht a tors et a travers, dus ook al
zou een weermacht voor een goed functionneeren van de maatschappij over
bodig zijn. Schrijvers betoog reikt echter verder.
De kapitein L. baseert zijn, hierna nader te definieeren betoog tegen Volks
misleiding, op de bestaande verhoudingen welke hij typeert met de volgende
bewoordingen „Waar echter het egoïsme der menschheid veelal zeer recht
matige verlangens niet doet inwilligen, ja, zelfs welbewust ongunstige bestaans
voorwaarden voor anderen schept, daar voert dit ten slotte onafwendbaar tot
een gewelddadige oplossing als het de levensbelangen van een geheel volk
betreft. Immers in den cultureelen mensch is het oerinstinct nergens uitge
storvenOntneem vandaag het gezag zijn machtsmiddelen en morgen
staan we voor een strijd, waarvan de wreedheid elke voorspelling tart".
Op deze huidige verhoudingen, welke schrijver elders nog weer, aan de
hand van een opsomming van de oorzaken van een toekomstigen oorlog, door
welke oorzaken steeds een latente spanningstoestand wordt behouden, in
beschouwing neemt, baseert hij de overtuiging dat een eenzijdige een natio
nale ontwapening een onvergeeflijke dwaling zou zijn. En dan keert deze
enthousiaste strijder zich tegen de misleidende betoogen van een professor
van Embden, welke hunnen invloed op het volk doen gelden, niet op grond
van het feit dat dit zelfstandig over de groote problemen kan oordeelen,
maar juist doordat het eerlijk gelooft in wat gezegd wordt en daaraan ten
prooi valt, in dit geval o.m. met als gevolg dat het vertrouwen in de weer
macht wordt geschokt, doch dat niet alleen, maar ook dat dat volk ertoe ge
bracht wordt die weermacht in den rug aan te vallen.
Schrijver vraagt waardeering voor het leger. Maar bestaat er dan geen reden
om aan het nut, en de geschiktheid van dat leger te twijfelen, als men het
uit hoofde van gebrek aan middelen niet zoo sterk kan maken en niet zoo
kan uitrusten, dat het opgewassen is tegen eiken machtigen tegenstander?
Deze vraag wordt ook meermalen gehoord uit den mond van personen, die
zich geenszins tot taak hebben gesteld om de weermacht aan te tasten. Zij,
die deze vraag stellen verliezen uit het oog, dat een kleine natie zeker
Nederland en ook Ned.-Indiëzich een dergelijk verstrekkend doel niet
behoeven te stellen. Het gaat er immers slechts om buiten een conflict te
blijven of beter gezegd althans het eigen gebied voor de wreede gevolgen
van oorlogshandelen te vrijwaren. Dit nu kan worden bereikt door zorg te
dragen dat strijdende machten de overtuiging bekomen dat binnen het gebied
van den kleinen staat geen handelingen plaats grijpen, welke van overwegend
nadeeligen invloed kunnen zijn op de operatiën. Zoo moet belet worden
dat het gebied van een kleinen staat een schuilplaats wordt voor gevechts
eenheden, een basis voor een der strijdenden, dat een strijdende partij met
operatien van eenvoudigen aard, zich van belangrijke punten in het gebied
van den kleinen staat kan meester maken, kortom deze staat moet om de
krijgsoperatiën buiten eigen gebied te houden een sfeer scheppen, dat het
voor de strijdende machten voordeel oplevert dat gebied niet te betreden.
De schrijver toont aan de hand van voorbeelden aan dat Nederland tijdens
den oorlog die sfeer heeft weten te scheppen en te bewaren, ondanks zijn,