721 „Kan men de artillerie ook anders indeelen? Ja! Men zou de regimenten evenals zulks bij de infanterie gebeurt, kunnen mengen en hun in gelijke hoeveelheid lichte en zware artillerie toebedeelen. Dan zou men in staat zijn het wapen op gelijke wijze als de infanterie, „flügelweise" in te zetten. Of wel men kon nog grondiger wijzigen en een indeeling kiezen waarbij men zou krijgen 3 artille.ie-regimenten, waarvan de beide eerste in gelijke mate voor „Nahkampf und Fernkampf" zijn uitgerust, terwijl het derde regiment voor gebruik op het zwaartepunt of voor bijzondere opdrachten ter beschik king zou zijn". Als voorbeeld geeft de schr. een divisie met 2 voorregimenten, zwaartepunt bij het 2de regiment. Het 3de regiment volgt achter den linkervleugel als aigemeene reserve. Artillerie-iegiment no. 1 staat rechts, achter 1 R. I. De 1ste afdeeling steunt de infanterie, de 2de afd. bestrijdt het rechtergedeelte van de vastgestelde vijandelijke artillerie, alsook enkele andere verre doelen, door den artillerie commandant aangewezen. Artillerie-regiment no. 2 in het midden: de 1ste afdeelingbevuurtden vijand tegenover de rechterhelft van 2 R. I.de 2de afdeeling bestrijdt de rest der vijandelijke artillerie. Arti lerie-regiment no. 3 links van no. 2bevuurt met 1ste afdeeling den vijand tegenover de linkerhelft van 2 R I. en vergast met de 2de afdeeling een terreinvoorwerp (in het voorbeeld een bosch). Wordt infanterie-regiment no. 3 ingezet, dan kan artillerie-regiment no. 3 dit gtheel of met een gedeelte steunen. Behandeld worden nog: de noodzakelijkheid van een sterke centralisatie der artillerie-bevelvoering tegenover de infanterie-bevelvoering, de beweeglijk heid der artillerie en het in stelling brengen der artillerie. Het artikel wordt vervolgd. Eveneens in No. 4 een artikel „Betrachtingen zur Frage des Über- schieszens von Deckungen", von Renz. Bij de vaststelling, met welke geringste elevatie of welke kortste baan men over een dekking heen kan vuren, is het noodzakelijk: lste. nauwkeurig vast te stellen de „dekkingshoek" 2de. aanwenden van de tabellen voor het schieten over dekkingen in de schootstafels 3de. de afstand tot de voorliggende dekking liever te groot te schatten dan te klein. Door te groot nemen van dien afstand neemt men ook de elevatie en daarmede de kortste baan te groot, waardoor men dus ze ker niet in de dekking zal schieten". Infanteriebewapening. Artilleristische Rundschau. No. 6. Feburari 1931. „Der neue belgische Infanterie- Werf er 76 F. R. C.", majoor G. Daniker. Is een voorlader met spreidaffuit welke een projectiel (scherfgranaat) ver schiet van 4 64 kg. Zijdelingsch richtveld is 40°, het verticaal richtveld van-6° tot 80°. Totale lengte in vuurstelling braagt 2,48 m Deze lengte kan tot 1 m. worden teruggebracht ten einde de mortier als loopgraafwapen te kun nen aanwenden, in welk geval het verticaal richtveld gaat van 45° tot 80°. Het wapen bezit geen schild. Het is deelbaar in 7 eenmanslasten, waarvan het max. gewicht bedraagt 35 kg. Uiteennemen geschiedt door 2 man in 2 minuten, het ineenzetten vordert 3 minuten. Gewicht in vuurstelling is 210 kg. Het kan aan trektouwen door de bediening worden getrokken (radaffuit), of op achterwagen worden geplaatst op de wegen. Voorwagen vervoert munitie. Is ongeschikt voor tankafweer. Gewezen wordt op het groote gewicht in vergelijking met Amerikaanschen infanterie-houwitser (163 kg met dracht 1650 m., 5,45 kg. proj. gewicht en Stokes Brandt (57 kg. met dracht 3000 m. en proj. gewicht 3,2 kg.). V„ is (naar gelang de lading) 95,146 of 160 m. per sec. Grootste dracht 2200 m.min. dracht bij 80° is 640 m.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 73