727
vermogen, in laatstgenoemd geval bleek een organische scheiding in stoot- en
vuurkracht gunstig voor de gevechtsleiding, doch slechts uitvoerbaar, indien
de bewapening zich hiertoe leende".
„In 1914 bleek de operatieve bewegelijkheid der infanterie onvoldoende
te zijn, terwijl de bewegelijkheid op het gevechtsveld een tekort vertoonde,
samenhangende met de toename in vlakbaanvuurkracht, het gebrek aan krom-
baanvuurk'-acht en de overmatige belasting van den strijder".
„De reorganisatie der infanterie gedurende den wereldoorlog, welke hoofd
zakelijk strekte tot verhooging van de vlakbaanvuurkracht en vermindering
van den invloed van het levende element, slaagde er niet in dit wapen vol
doende aanvalskracht te hergeven. Buitendien toonde de infanterie onvoldoende
afweervermogen te bezitten tegenover vliegtuigen en vechtwagens. De be
wegelijkheid der infanterie werd echter aanmerkelijk opgevoerd doorinciden-
teele motoiisatie".
„De vechtwagens ontwikkelen zich tot zelfstandig wapen, dat de aanvalstaak
der infanterie somtijds zal kunnen verlichten, of overnemen. Daar hierop
evenwel vooraf niet valt te rekenen, moet de organisatie der infanterie er
naar streven, de aanvalskracht op te voeren, onder behoud echter van een
groot defensief vermogen. Financieele overwegingen zullen er daarbij toe
dwingen slechts een deel der beschikbare infanterie voor den aanval te orga-
niseeren".
„De reorganisatie van de infanterie in de eerste vredesjaren moet beschouwd
worden als de voltooiing van die uit den wereldoorlog en werd dus sterk
beïnvloed door den stellingoorlog. Ten opzichte van aanvalskracht, afwerend
vermogen tegenover vechtwagens en vliegtuigen en beweegbaarheid werd
weinig bereikt".
La Revue d'infanterie No. 463 April 1931. „La Reichswehr, armée de
cadres", Luit. kolonel Grenier. Vormt een bespreking van het boek van den
gewezen Duitschen kapitein Kurt Hesse getiteld„Wandlung des Soldaten,
Versuch einer Begriindung des deutschen Berufssoldatentums". Het boek heeft
de groote verdienste (voor D.) er op te wijzen hoe groot de moeilijkheden
zijn voor het 100.000 man sterke Duitsche leger om inderdaad het ideaal te
bereiken nl. te vormen een kaderreserve in staat de gemobiliseerde natie te
encadreeren. Daarbij ontkent Hesse tevens in geenen deele dat de intellec-
tueele en moreele waarde niet voldoende is om in den tegenwoordigen tijd
een leger geducht te maken, daarvoor heeft het ook materieel noodig, veel
materieelmaar He^e gaat, zeer logisch, ervan, uit dat het in de eerste plaats
noodig is het moreel aan te kweeken, zoowel van het leger als van het volk.
Revue d'infanterie. No. 463. April 1931. Onder „Chronique des revues
militaires étrangères" vinden we onder V. Les AlLemands et l'armée moderne"
eenige beschouwingen over hetgeen men in Duitschland verstaat onder een
moderne divisie, een versterkt regiment, moderne infanterie en een vergelijking
tusschen de bewapening van de divisie, het regiment en de infanterie in
Duitschland en Frankrijk.
Onder VII wordt een vergelijking gemaakt tusschen de bewapening van
de infanterie in Frankrijk en die in Italië, zooals werd gegeven in de Revue
d'artillerie italienne van 1 Januari,1931 door den italiaanschen kolonel Chiappi.
Tactisch gebruik der genietroepen.
Mil. Wochenblatt. No. 37. April 1931. „Das Legen von Sperren". „De
wijze van toepassing is geheel afhankelijk: A. van de soort van tegenstander
B. van het terreinC. van den toestand en het gevechtsdoelD. van den
tijdE. van de beschikbare pioniers en de middelen".
„De bevelen aan de pioniers moeten op doelmatige wijze verband houden
met de ook voor den inzet der andere hulpwapens gegeven opdrachten. Niet
plaats en soort der afzonderlijke versperringen of zelfs de aan te wenden
middelen geve men op aan de pioniers, maar men deele hun het doel mede
en late aan hen de keuze der middelen. Kent de pionierofficier het doel,
dan zal hij altijd in den geest van den bevelhebber kunnen handelen".