2. JAGERS, LICHTE BOMMENWERPERS OF EEN COMBI
NATIE VOOR DE VERDEDIGING VAN TARAKAN
EN BALIKPAPAN,
door
M. VAN DEN HEUVEL.
Ie Luit. der Infie.
Met groote belangstelling las ik het artikel „De luchtstrijd
krachten voor Tarakan en Balikpapan" door den Kapitein
Vliegenier E. T. KENGEN in het I.M.T. 1931, No. 3.
Hoewel ik in verschillende opzichten de stevig gefundeerde
argumentatie in genoemd opstel bewonder, kon ik toch niet ont
komen aan de meening, dat de Kapitein KENGEN zich heeft
laten verleiden de mogelijkheden en waarschijnlijkheden, die zich
zouden kunnen voordoen, eenigszins aan te passen aan de door hem
voorgestane oplossing voor het voor T. en B. meest geschikte
luchtdefensiematerieel.
Het is dan ook alleen op grond van deze opinie, dat ik het
aandurf op dit punt van meening te verschillen met een zoo
erkend deskundige als schrijver van genoemd artikel.
Teneinde mijn gedeeltelijk afwijkende meening overzichtelijk te
maken wil ik het artikel van den Kapitein Kengen zoo veel
mogelijk op den voet volgen, ook al wordt de logische samen
hang van mijn betoog daardoor eenigszins verzwakt.
In de eerste plaats dan iets over de door schrijver gekozen
basis, waarop hij zijn verdedigingsplan v. w. b. de luchtstrijdkrach
ten opbouwt. Hij neemt als het meest waarschijnlijke aan, dat
een aanval op T. en B. het oogmerk zou hebben „de aldaar
aanwezige olie-voorraden en installaties te eigen behoeve te ver
werven" en baseert daarop zijn berekening van voor ons benoo-
digde luchtstrijdkrachten.
Afgezien van de vraag of het genoemde oogmerk werkelijk als
de meest waarschijnlijke mogelijkheid beschouwd moet worden,
dan wel het ontzeggen van het gebruik der genoemde voorraden
en installaties aan de tegenpartij een even groote waarschijnlijk
heid heeft, vraag ik mij af of het juist is al ons kunnen te richten
tegen één bepaalde mogelijkheid en de andere buiten het geding
te laten. Temeer nog wanneer er een oplossing mogelijk is, die
binnen de toegestane finantieele grenzen, toestaat in beide geval-
661