ad B., dedrukwisselingen. Bij het gevechtsvliegen is snelheid primaire eisch en moet dus ook het stijgen en dalen snel gaan. De moderne jager kan in 10 minuten heen en terug naar een hoogte van 5000 M. Dat wil dus zeggen, dat in die 10 minuten de piloot eerst een drukverlaging tot ongeveer 400 m.M. kwik ondergaat en daarna weer een ver hooging tot 1 atmospheer. Deze snelle drukwisselingen krijgt het lichaam van den bestuurder te verwerken. Dit stelt in de eerste plaats enorme eischen aan de elasticiteit van hart en bloed vaten, terwijl de longen zich hebben aan te passen aan de snel varieerende zuurstofspanningen van de inademingslucht. Bij jonge, gezonde menschen zullen de organen van bloeds omloop en ademhaling elastisch genoeg zijn om gedurende zekeren tijd te voldoen aan de exorbitante eischen, die het jachtvliegen er aan stelt. Het is echter duidelijk dat deze organen, die er niet op berekend zijn om voortdurend topprestaties te leveren, hier door in versnelde mate aan „slijtage" onderhevig zijn en hun elasticiteit vlugger zullen verliezen dan onder normale omstandig heden het geval is. (Op de slijtage der militaire vliegers kom ik nog terug). De drukveranderingen zijn verder van groote beteekenis in ver band met de met lucht gevulde bijholten van den schedel, met name de voorhoofds- en trommelholten. Deze staan met nauwe venti- latie-buisjes of -kanaaltjes in verbinding met de buitenwereld, het geen noodig is om de geringe, in het dagelijksch leven voorko mende, drukwisselingen te nivelleeren. Het is duidelijk dat bij het optreden van, in vergelijking met het normale, zeer groote en plotselinge drukverschillen, zooals dit bij het klimmen en dalen met snelle vliegtuigen het geval is, moeilijkheden kunnen ont staan. Bij het stijgen wordt de buitendruk snel lager en het gevolg hiervan is dat er in de holten een relatieve overdruk ontstaat, die, als hij niet snel genoeg kan worden opgeheven, alleronaange naamste gewaarwordingen geeft, die ten slotte zoo pijnlijk kun nen worden ,dat verder klimmen onmogelijk is. Bij het dalen, dat veel vlugger gaat dan het stijgen, wordt de buitendruk plotseling veel hooger en ontstaat in de holten een onderdruk. Is deze tot een bepaalde waarde gestegen, dan zal op een gegeven oogenblik plotseling lucht door de kanaaltjes of buisjes naar binnen schieten. Hierin nu schuilt een gevaar. Die lucht komt nml. via de neus en keel en bevat dus, als deze organen ontstoken zijn (zooals al bij een geringe verkoudheid het geval is) bacteriën, waardoor kans op infectie der holten aanwezig is. Dat dit geen theoretisch risico is, daarover kunnen diverse vlie gers, die op deze wijze een middenoor- of voorhoofdsholteontste king hebben opgedaan, medepraten. 757

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 27