genomen. De vlieger moet er dus zuinig mee omgaan, doch dit
mag hem er niet toe verleiden om pas op groote hoogte de zuur
stofkraan open te draaien. Want hierdoor zou de kans geschapen
worden dat er al verschijnselen van zuurstofhonger bestonden,
die hem foutieve handelingen lieten verrichten. Juist om dit te voor
komen is dan ook bij de diverse legervliegdiensten de hoogte vast
gesteld waarop de vlieger zuurstof moet nemen. Want de hierboven
genoemde euphorie en het ontbreken van inzicht in den eigen toe
stand zouden den vlieger er toe brengen om te laat te beginnen
met het inademen van extra zuurstof.
Er zij hier nog gewezen op de mogelijkheid van onklaar worden
van den automaat en verlies van het kostbare gas door lekken in
de leiding of niet goed sluiten van het masker. De piloot moet
op deze eventualiteiten bedacht blijven teneinde gevrijwaard te
zijn voor de onaangename verrassing van op groote hoogte te mer
ken dat de zuurstof op is. Gebeurt dit op hoogten boven de 6000
M., dan is er groote kans op bewusteloosheid, terwijl in ieder
geval de piloot gedwongen wordt naar lagere regionen, wat in
oorlogstijd beteekent dat hij sterk in het nadeel komt tegenover
een hooger vliegenden tegenstander.
Het is dan ook onjuist om te veronderstellen dat het gevaar van
gebrek aan zuurstof opgeheven is door het feit dat de vlieger een
flesch van dit gas bij zich heeft.
a d C. de temperatuurswisselingen.
Het is duidelijk dat ons lichaam niet berekend is op het onder
gaan van zulke groote temperatuursverschillen in zoo'n klein tijds
verloop als dit bij de jachtvliegerij het geval is. De moderne jager
klimt binnen het half uur tot 8000 a 9000 M. en in dien tusschen-
tijd daalt de temperatuur 40 a 50 graden Celcius. Dat wil dus
zeggen dat hier te lande op die hoogte een temperatuur van 10
tot 20° C. onder nul heerscht, wat voor menschen, die onder de
tropenzon leven, een ontzettende koude is. De snelle daling der
temperatuur stelt hooge eischen aan de warmteregulatie van het
menschelijk lichaam en bergt het risico van kouvatten en alle andere
ziekten, die daarvan het gevolg kunnen zijn, in zich, temeer omdat
hier de vliegers, dank zij het tropische klimaat, vaak nat van het
transpireeren in hun machine moeten klimmen.
De geweldige koude dringt werkelijk door merg en been ondanks
schapenvachten en Ieeren jassen en verlamt op den duur alle ener
gie, zooals schrijver dezes tijdens het vliegen in een Hollandschen
winter aan den lijve heeft ondervonden. Hoogst onaangenaam is
het ontstaan van ijskegels aan oogleden en neus en de kans op
bevriezing van kleinere lichaamsdeelen (neus, vingers, teenen en
ooren) is lang niet denkbeeldig, temeer omdat de op groote hoog
te vliegende jager ook al den schadelijken invloed van drukver-
760