laging en zuurstofvermindering te verduren heeft, waardoor zijn
weerstand tegen de op die hoogte heerschende extreme koude er
zeker niet beter op geworden is.
Uit bovenstaande uiteenzettingen volgt dat de combinatie van
de onder A, B en C genoemde ongunstige factoren zeer veel eischt
van het physiek van den militairen vlieger. Ik heb hier nog buiten
beschouwing gelaten de fnuikende zenuwspanning, die onvoor
waardelijk verbonden is aan het besturen van vliegtuigen die een
snelheid van 500 K.M. kunnen ontwikkelen. Zooals bij elke super
sport zijn ook hier de „narrow escapes" vele. Tegen deze zenuw
spanning zijn slechts weinigen gedurende langeren tijd opgewas
sen. De ervaring in het buitenland (ik moet wel het buitenland
aanhalen, omdat wijzelf nog te weinig ervaring hebben met de
jagers) leert dan ook dat de jachtvlieger slechts enkele jaren ge
schikt blijft voor zijn beroep. Er gaan zich dan dusdanige symp
tomen van „surménage" bij hem vertoonen, dat de vliegmedische
dienst moet adviseeren hem te „degradeeren" tot bestuurder van
minder snelle machines.
Ik ben hier dus teruggekomen op de reeds terloops genoemde
slijtage der jachtvliegérs. Uit bovenstaande blijkt dat die zich
vrij snel openbaart. En dit spreekt des te duidelijker, indien wij ons
voor oogen houden dat de jachtvlieger qua lichaam en mentali
teit aan zulke hooge eischen moet voldoen, dat volgens de alge-
meene ervaring er van de tien leerlingen-vlieger (dus personen
die al zijn goedgekeurd voor vlieger) maar één geschikt blijkt
voor de jager-escadrilles. Dat zoo streng geselecteerde personen
hun beroep slechts luttele jaren kunnen volhouden, bewijst wel
dat er zeer veel van hen gevergd wordt.
Er wordt wel eens een vergelijking gemaakt tusschen de hoog
tevliegers en de bergbeklimmers en als dit wordt gedaan, hoort
men meestal de vraag hoe houden deze laatsten het dan uit,
want zij moeten onder dezelfde ongunstige omstandigheden ook
nog zwaar lichamelijk werk verrichten.
Hierop is slechts te antwoorden, dat de vergelijking niet opgaat.
Als vlieger en bergbeklimmer beide stijgen naar 8000 M., dan
heeft de eerste slechts een half uur en de laatste weken, soms
maanden, tijd om zich aan te passen aan de gewijzigde atmosphe-
rische omstandigheden. Van het aanpassingvermogen van het
lichaam der vliegers wordt derhalve veel meer geëischt dan van
dat der bergbeklimmers.
Uit de voorgaande pagina's blijkt dat de medische wetenschap
de gevaren van het vliegen-met-groote-snelheid heeft onderkend.
Zij is dus in staat om daartegen maatregelen te nemen en wel door
a. een strenge selectie der candidaat-vliegers, b. voortdurende con
trole op de vliegers en c. waarschuwingen tegen diverse gevaren.
761