Ook deze verhouding steekt nog gunstig af bij die der infanterie,, zoodat ook hiermede de trage bevorderingsgang bij de intendance nog niet geheel is verklaard. Er moeten dus nog andere oorzaken zijn. Daarvan is er ééne al dadelijk uit de vorenvermelde cijfers af te lezen, n.l. de bij de intendance bestaande ongunstige verhouding tusschen het aantal luitenant-kolonels en majoors. Zoo is de formatie der Infanterie Artillerie. Intendance.. Luitenant-kolonels. 20 4 2 Majoors20 4 3 Men ziet hieruit, dat bij de intendance de verhouding tusschen het aantal luitenant-kolonels en het aantal majoors veel ongunstiger is dan bij de infanterie en bij de artillerie. Bovendien geven deze formatiecijfers feitelijk nog geen zuiver beeld, aangezien als bij de artillerie luitenant-kolonels a la suite of voor herinnering zoowel bij de infanterie (kunnen) worden gevoerd in betrek kingen welke niet voor de intendance openstaan (generale staf, Hoofd I) of tot dusver nog nimmer door een intendant werden vervult (Hoofd X, inspecteur v. d. landstorm, Hoofdambtenaart. b.)' Alleen reeds door deze ongunstige verhouding moet de pro motie bij de intendance trager verloopen, dan bij genoemde wapens. Maar er is meer. Verwacht kan worden, dat bij een geselecteerd korps met voortgezette opleiding als de intendance naar verhouding een grooter aantal officieren de geschiktheid voor de hoogere rangen kan behalen dan bij de genoemde wapens, en dat derhalve het aantal intendanten, dat gedwongen zal worden in den kapiteins- of majoorsrang het leger te verlaten, naar ver houding zeer gering zal zijn. Dat de promotie niet op ernstiger wijze hokt, kan dan ook alleen daardoor worden verklaard, dat van tijd tot tijd eenige intendan ten elders een débouché vinden, waarop echter steeds minder valt te rekenen. Bovendien wordt een nivelleerende invloed uitgeoefend door de omstandigheid, dat sommige intendanten, het lange wachten moede, den dienst vrijwillig verlaten, voordat zij den rang hebben bereikt, waarvoor zij de geschiktheid hebben behaald. Zoo zagen in 1930 en 1931 twee hoofdofficieren zich tengevolge van deze trage promotie genoopt om in den majoorsrang pensioen aan te vragen, hoewel zij voor den hoogeren rang geschikt waren en derhalve bij een ander wapen waarschijnlijk hun pensioen als overste reeds zouden hebben verdiend of dit althans na korten tijd hadden kunnen verdienen. Nu kan men wel zeggen, dat hun heengaan ten slotte uit vrijen wil geschiedde, doch er zijn omstandigheden als leeftijd, gezond heid, opvoeding der kinderen e.d., die op een bepaald moment tot heengaan kunnen dwingen. Het op zoo laten leeftijd bereiken 772

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 42