Het eerstgenoemde middel is natuurlijk in algemeenen zin geen verbetering. Slechts een gedeelte der intendanten zou daarvan profiteeren en dan nog wel ten koste van de overigen. Bovendien zou het aanleggen van strengeren maatstaf voor de hoogere rangen, dan bij de andere wapens en diensten gebruikelijk is, hoogst onbillijk zijn. Ik ben er dan ook van overtuigd, dat een op deze wijze bereikte promotieverbetering (of eigenlijk promotie-yerw/- ling) de aanvulling eerder zou schaden dan ten goede komen. Men zal dus aangewezen zijn op het tweede middel. In het voorgaande werd er reeds op gewezen, dat de verhouding tusschen de aantallen luitenant-kolonels en majoors o.a. bij de artillerie veel gunstiger is dan bij de intendance. Het ligt dan ook voor de hand om te overwegen, of een formatie als bij de genie, n.l. van 3 luitenant-kolonels en 2 majoors ook voor de intendance is aan te bevelen. Een dergelijke formatie zou tevens tot voordeel hebben, dat de „keuze" van den hoofdintendant beter tot haar recht zou komen. Bij een formatie van 2 luitenant-kolonels zal het meermalen voorkomen, dat slechts één van hen de geschiktheid voor den kolonels-rang heeft. Indien de niet voor bevordering geschikte overste dan tegelijk met den hoofdintendant den dienst moet -verlaten, hetgeen dikwijls het geval is, zal van een keuze geen sprake kunnen zijn. Echter moet ik er met nadruk op wijzen, dat bij een formatie van 3 luitenant-kolonels en 2 majoors de hoofdofficiersrangen in bepaalde gevallen als 't ware worden doorgevlogen. Daardoor zou het maar al te dikwijls voorkomen, dat intendanten als overste moeten afvloeien, vóórdat zij 25 voor pensioen tellende dienstjaren in rekening kunnen brengen. Dit risico dient n. h. v. ter dege onder de oogen te worden gezien. Nu is het vorenbedoelde nadeel wel te ondervangen door wij ziging der afvloeiïngsbepalingen, doch afgescheiden van de vraag of de Regeering bereid zal zijn daartoe over te gaan, moet daarom trent worden opgemerkt, dat een dergelijke wijziging de promotie weer aanzienlijk zou vertragen. De door de formatiewijziging verkregen versnelling zou daardoor weer grootendeels worden teniet gedaan. Toch lijkt het mij wel mogelijk een regeling te treffen, waardoor al te groote nadeelige verschillen in de promotie der intendanten met die van de wapens (den dienst), waarvan zij afkomstig zijn, worden voorkomen. Daartoe zou b. v. kunnen worden bepaald, dat de intendanten uiterlijk tot de rangen van majoor en luitenant kolonel worden bevorderd tegelijk met het eerste nummer van hun promotiejaar bij het wapen der infanterie, waarbij z. n. een tijdelijke formatie-uitbreiding van den hoogeren rang tegen ge lijktijdige inkrimping van den naastlageren rang zou kunnen plaats hebben. 776

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 46