rangschikking geeft een verkeerden indruk van de plaats, die de
intendance in het leger inneemt en is niet in overeenstemming
met het voorgeschrevene in punt 5 van het V. P. Wwaar de
intendance onmiddellijk na den Generalen Staf en L.A. is vermeld.
Ook het Nederlandsche officiersboekje ruimt aan de intendance
van het Nederlandsche leger een plaats in onmiddellijk achter
den Generalen Staf.
Het gaat hier wel niet om een levensbelang, doch in het al
gemeen zal een officier, die zich na een hoogere vorming aan
de H. K. S. een plaats in een leidend dienstvak ziet toegewezen,
het op prijs stellen, als de aard van zijn nieuwen werkkring ook
in dergelijke bijkomstigheden tot uiting komt.
Tot deze bijkomstigheden behoort ook de uniform, i. c. de
attila. De Generale Staf is in het bezit van een zeer duidelijk
kenteeken nl. den blauwen kraag. Voor de intendance bestaat
echter bij de zwarte uniform een dergelijk sprekend verschil niet,
aangezien de roode kraag, hetzij als karmozijn- hetzij als pon-
ceaurood, ook door andere dienstvakken wordt gedragen. De
gouden tres op de mouw is geen bijzonder opvallende onder
scheiding, terwijl de vorm daarvan niet fraai geroemd kan worden.
Van verschillende zijden kan men dan ook den wensch hooren
opperen den karmozijnrooden kraag te vervangen door een zwarten
met karmozijnroode bies, terwijl de krul op de mouw aan waarde
zou winnen door haar denzelfden vorm te geven als die van den
Generalen Staf. Vooral aan dit laatste lijkt mij geen overwegend
bezwaar verbonden, aangezien het verschil in uniform der beide
diensten ook dan nog groot genoeg blijft om verwarring te voor
komen.
Ten slotte nog eenige andere factoren welke van invloed kun
nen zijn op de keuze van de intendance-loopbaan. In den
aanvang van dit betoog werd reeds gezegd, dat de intendance
studiën aan de H.K. S. hoogst belangwekkend zijn. Dit neemt
niet weg, dat deze studiën zonder bezwaar nog wel wat aan
trekkelijker gemaakt zouden kunnen worden door alles wat
naar schoolschheid zweemt zooveel mogelijk te vermijden.
Ook de werkkring van den intendant kan wel wat aantrekke
lijker worden gemaakt. Zoo zou meer aandacht kunnen worden
besteed aan verkenningen op verplegingsgebied, waardoor de
intendanten beter in eventueele toekomstige operatieterreinen thuis
zouden geraken en waarmede dus tevens een legerbelang gediend
zou zijn. Voorts ontbreken thans tijd en middelen tot het ver
richten van de meest eenvoudige keuringen en moet daartoe
voortdurend de hulp van den pharmaceutischen dienst worden
ingeroepen. Dit gedeelte van de gedurende de opleiding tot
intendant opgedane kennis komt daardoor al zeer slecht tot
zijn recht.
Daarom dient de intendance de keuringen op het gebied van
warenkennis zooveel mogelijk aan zichzelf te houden. Met de
778