gelegenheid heeft gehad om naar behooren het terrein te ver
sterken en dekkingen aan te leggen.
Echter moet het onzen vliegdienst mogelijk zijn, indien men
zou willen besluiten tot het bestrijden van vijandelijke artillerie,
om de daartoe noodzakelijke werkzaamheden te verrichten, want
zonder vliegerwaarneming doen wij in dat geval natuurlijk weinig
of niets.
Biedt echter het terrein aan de vijandelijke artillerie bijzonder
gunstige en velerlei gelegenheid tot opstelling, heeft ons vlieg-
wapen weinig of geen kans om ons waarnemings- en vuurlei
dingsdiensten te verleenen en is, last not least, het wenschelijk
zooveel mogelijk artillerie in te zetten voor bestrijding der vijan
delijke infanterie (b. v. door overmacht van den aanvallerminder
gunstig terrein vóór de verdedigende opstelling, enz.) dan ver
dient het aanbeveling de geheele afdeeling te bestemmen voor
infanterie-bestrijding.
Tenzij dus het optreden als contra-artillerie gunstiger resulta
ten zou kunnen hebben zal het aanwijzen der geheele beschik
bare artillerie als infanterie-batterijen in het gegeven geval in den
regel meer economisch zijn.
A d 2. Hoe geschiedt nu het vuren op de vijandelijke infan
terie
Eerstens hebben wij te bedenken dat het voor de afdeeling
onmogelijk is om afdoende steun te verleenen voor het geheele
front van het regiment.
Wij moeten hier weer als altijd nagaan de mogelijkheden voor
den aanvaller, wij dienen ons dus in diens gedachtengang te
verplaatsen en als gevolg daarvan bepalen wij de taak van onze
artillerie die dan zal zijn „het zooveel mogelijk afbreuk doen
aan den hoofdaanval uit alle te verwachten richtingen".
Het bepalen van de mogelijkheden voor den aanvaller bij een
voorbereide verdediging zal zelden of nooit tot verrassingen leiden,
daar het terrein bij het bepalen van de hoofdaanvalsrichting de
grootste rol zal spelen.
Is het stellinggedeelte, waar onze infanterie-batterijen moeten
steunen, bepaald, dan moet de commandant van die artillerie in
de eerste plaats weten, waar zich de voorste lijn van de eigen
infanterie bevindt.
Gaan we thans na welke afbreuk onze artillerie aan de nade
rende vijandelijke infanterie kan doen.
Duidelijk zal het zijn dat de naderende infanterie wel zelden
of nooit voor onze artillerie betrekkelijk loonende doelen zal op
leveren.
Daarmee is echter niet gezegd dat het maken van fouten door
den naderenden vijand is uitgesloten
Veel hangt bij de mogelijkheid tot uitbuiten der gemaakte fou
ten af van de vraag of de waarneming van onze artillerie isver-
738