820 „Het vraagstuk der samenwerking tusschen infanterie en artillerie heeft „reeds veel inkt doen vloeien en zal nog veel inkt doen vloeien. „Men vergete nimmer, dat een vuuraanvraag twee hoofddeelen moet be vatten le. Een aanduiding van het vuurdoel en van het gevechtsdoel 2e. Een denkbeeld (voorstel Vert.) omtrent de „vuur-manoeuvre" van. de artillerie en van de wijze, waarop de te steunen infanterie van het artil lerie-vuur gebruik zal maken. „Men moet dus le. Zich beijveren de moeilijkheden, verbonden aan de plaatsbepaling der doelen te overwinnen, 2e. Bij alle vuuraanvragen zich er op toeleggen, aan de artillerie alle inlichtingen te geven, welke zij noodig heeft om haar vuur onder de gun stigste voorwaarden af te geven, 3e. Alleen dan vuursteun van de artillerie aan te vragen, wanneer het resultaat er van snel door de gesteunde infanterie geëxploiteerd kan worden. „Tenslotte zou het nuttig zijn, om aan de langzaamheid van de verbin dingen tusschen de infanterie en de artillerie tegemoet te komen, in de voorste linies te beschikken over een gemakkelijk vervoerbaar apparaat (van geringe en dus weinig hinderlijke afmetingen). „Mijn waarde, deze beschouwingen hebben slechts de pretentie aanwij zingen te zijn. Hopelijk zullen zij echter u in de toekomst behoeden voor opmerkingen, als die, welke gij bij de bewuste oefening op de kaart te hooren hebt gekregen." Daar het bovenstaande artikel in den vorm van een tweegesprek op levendige, pakkende en beknopte wijze de voornaamste vraagpunten dui delijk maakt, welke zich bij de samenwerking van artillerie en infanterie (liaison par le bas) voordoen, meenden wij goed te doen, het slechts hier en daar van een enkele kantteekening voorzien te vertalen. Uiteraard is het de schrijver geeft het zelf toe noch volledig, noch een recept. Het geeft echter duidelijk weer, hoezeer er behoefte aan bestaat, dat tusschen artillerie en infanterie eenheid van opvattingen, eenheid en onderlinge samenhang van reglementen, en ook eenheid van (technische) taal en van instrumenten heerscht. Ook bij ons ontbreekt hierin nog wel het een en ander. Zoo zouden wij het zeer gewenscht achten, indien de infanterie de hoekaanduiding en in deeling van de artillerie overnam (dus ook de infanterie-kompassen en kijkers dienovereenkomstig werden gewijzigd), m.a.w. ook de infanterie in duizendsten zou gaan denken en zich uitdrukken en dat de van de in fanterie afkomstige berichten niet eerst door de artillerie „vertaald" zouden moeten worden. Met het oog hierop zou ook de invoering van de kaart- hoekmeter voor de officieren der infanterie aanbeveling verdienen. Tevens moet eenig begrip van de schietregels der artillerie voor den infanterie- aanvoerder, zeker van en met den rang van compagniescommandant on ontbeerlijk worden geacht. Veelvuldige detacheering over en weer van- subalterne officieren der beide wapens is hiertoe een eerste vereischte. In het algemeen mag geen middel worden verzuimd, dat kan bevorderen, dat de artillerie en de infanterie snel en juist elkanders nooden, behoeften en mogelijkheden leeren begrijpen, beoordeelenen waardeeren. Dat ook in ons Leger ten aanzien van het besprokene nog een en ander te wenschen overblijft, zal wel een ieder beamen. E. A. STEINMETZ.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 90