4. DE SAMENSTELLING DER JAVA-
LUCHTSTRIJDKRACHTEN.
door
E. T. KENGEN.
Kapitein-Vliegenier.
De aanleiding om de wijze van samenstelling onzer op Java,
dus voor het veldleger beschikbare luchtstrijdkrachten tot onder
werp eener beschouwing te kiezen, vonden wij, behalve in de
recente halveering van het oorspronkelijk voor Java uitgetrokken
aantal vliegtuigafdeelingen, in een uitspraak voorkomende in
het artikel, verschenen in het I. M. T. 1931 No. 2, „Bommenwer
pers of verkenners".
Hoewel wij ons gaarne vereenigen met een groot deel van den
inhoud van dit artikel, zoo meenen wij toch stelling te moeten nemen
tegen de meening neergelegd in de 4e alinea blz.°116, welke luidt
„Gaan wij echter nog meer naar beneden en brengen wij niet
meer dan een 20-tal vliegtuigen in de lucht, dan wenschen wij niet
meer dan één type, en dat zouden dan jagers moeten zijn. Dezen
wordt dan de uitvoering en bescherming van verkenningsop
drachten enz. en de aanval op gronddoelen (slagaanval) toever
trouwd. Van bombardement moeten wij dan afzien. Uitsluitend
bommenwerpers zouden in dat geval te veroordeelen zijn. Op het
moment dat zij hun bommen zullen afwerpen op een landenden
vijand, zijn zij ïechtsfreeks in gevecht met vijandelijke jagers (ten
zij zij buitengewoon geluk hebben), omdat zij dan geen bescher
ming hebben en daardoor wordt de trefkans veel verminderd.
Vijandelijke vliegtuigen doen daarentegen precies wat zij willen".
Reeds meermalen gaven wij aan hoe bij een sterkte der
L. A. van twee vliegtuiggroepen, naar veler gevoelen de samen
stelling behoorde te worden geregeld, ten einde een harmonisch
en krachtig geheel te verkrijgen. We kwamen daarbij tot de aan
tallen van 36 jagers tegenover 27 dagbomvliegtuigen, een totaal
alzoo van 63 vliegtuigen, dat naar onze bescheiden meening, zonder
onze financieele draagkracht te boven te gaan, een uitstekend
gevechtsinstrument zou hebben opgeleverd.
Vooi noemde desiderata zijn echter door de nieuwe organisatie,
welke de L. A. nog slechts doet bestaan uit drie afdeelingen, ter
Noot. Zie I. M.T. 1929 No. 5, blz. 409.
780