Hoewel deze geheele kwestie wel voor een deel afhankelijk zal zijn van de persoonlijkheid van den Commandant onder wiens leiding JAN is gesteld, zal ook nog met andere factoren rekening zijn te houden en deze maken de zaak vrij ingewikkeld. Oefeningen in grootere verbanden zijn noodzakelijk voor de Commandanten daarvan om dezen in de gelegenheid te stellen de practische bedrevenheid in vlotte hanteering van hun onder deel te beoefenen of die van een naasthooger commando te ver krijgen. tAM°^r de hoo§ere commandanten dus afwisseling te over maar JAN doet ook in deze hoogere verbanden zijn zelfde werk, waar- +°f.r. alweer is aangewezen op „herhaling van de geleerde stof met groot gevaar voor eentonigheid en verveling, tenzij het em vreemde terrein zorgt voor het gëwenscht element van af wisseling. In den tegenwoordigen tijd is het een feit, dat het meerendeel der nieuwe JANNEN zich noodgedwongen voor den Indischen dienst heeft laten aanwerven; ze kunnen in Holland geen werk vinden of zijn hun betrekking kwijt geraakt, zoodat technisch ontwikkelde jongelui b. v. waar werkelijk wat in zit en die Ge lukkig als kinderen zijn wanneer ze een karweitje kunnen op knappen waarbij hun vakkennis te pas komt, thans voor het geval komen te staan om een geheel nieuw vak te moeten leeren. Under normale omstandigheden zouden zij er niet aan hebben gedacht soldaat te worden, in den tegenwoordigen tijd zullen zij zich zeker niet op hun plaats voelen in een werkkring die eentonig en geestdoodend zou zijn. En het materiaal dat in nor- male tijden als soldaat uitkomt zoekt ook al heel iets anders In het algemeen verwachten zij hier een eenigszins avontuurlijk leven te vinden en zien zich achteraf geplaatst in een bestaan van sleur in een, als regel, groot garnizoen. Nadat het eerste nieuwe en vreemde er voor hen van af is vinden zij als voornaam element van afwisseling, dat ze verhinderd worden deel te nemen aan den normalen dienst door wacht allerlei corveeën en andere bijzondere aangelegenheden en een groot aantal Zon-, feest- en ander soort dagen waarop ze niet behoeven te werken. Op de dagen dat zij wèl deelnemen aan den gewonen dienst zijn ze om half 11 of 11 uur klaar met hun dagtaak (meerdaagsche en groote oefeningen buiten beschouwing gelaten) en moeten maar zien de rest van den dag te vullen. Het eischen van zóó weinig arbeid is in den grond der zaak voor JAN evenwel geen voordeel maar een onrecht dat hem wordt aangedaan. Om in goede conditie te blijven heeft ieder een behoorlijke portie dagelijksche arbeid noodig, zoodat men na het verrichten daarvan met voldoening op de geleverde prestaties kan terugzien in het besef de daarop volgende rust en ontspanning inderdaad 852

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 10