jan die er keurig uitziet zal er gemakkelijk toekomen zijn ■optreden en gedrag in het openbaar daarmede in overeenstemming te brengen terwijl een ander, die zich van het tegenovergestelde bewust is, zich al gauw zal stellen op een standpunt van onverschil ligheid waarvan de gevolgen zich dan ook weer zullen demon- streeren in zijn dienstverrichtingen. M. i. zou het aanbeveling verdienen te overwegen of het ver strekken van één stel uitgaanskleeding, die dan b.v. khakikleurig, van ander model dan de grijs groene en op maat gemaakt zou moeten zijn, en waarbij dan een paar stevige eenvoudige schoenen zonder kopspijkers en eventueel een leeren koppel behooren, als volstrekt ongewenscht of onmogelijk dient te worden beschouwd, zelfs wanneer van de thans verstrekte uitrusting een stel kleeding werd geschrapt. Of anders zou eventueel zijn te overwegen aan hen, die dit als gunst verdienen, toestemming te verleenen zich voor eigen rekening een dergelijke uitgaansuniform aan te schaffen en te gebruiken. Naar ik hoop zal het den aandachtigen lezer niet ontgaan zijn dat ik deze beschouwing allerminst hield in den geest van „het zoet gefluit van den vogelaar". Het naloopen van JAN met informeeren of dit wel naar zijn wensch is en of hij daar misschien op gesteld zou zijn acht ik uit den booze. Dit zou hem ongetwijfeld op de verkeerde gedachte brengen dat er inderdaad heel wat aan zijn positie ontbreekt en een onge motiveerde geest van ontevredenheid veroorzaken, terwijl zijn materieele omstandigheden allesbehalve ongunstig geregeld zijn en ook zijn overig bestaan voldoende lichtpunten biedt. De reeds hiervoren geponeerde stelling, dat de kennis van het bestaan van misstanden het daarin berusten uitsluit zoolang en voor zoover verbetering mogelijk is, geeft mij evenwel aanleiding hier alsnog de volgende delicate quaestie ter sprake te brengen. Sedert tientallen van jaren bestaan gemotiveerde klachten over de wandluizenplaag. Plaag is absoluut geen overdreven uitdruk king voor deze misère, van kwalitatief zoowel als van kwantitatief standpunt beschouwd. Ook volgens medisch oordeel lijden de mannen niet alleen daaraan maar nog meer daarónder, en wie wel eens degelijk kennis heeft gemaakt met dit beestachtig ongedierte zal zich dit levendig kunnen voorstellen. Voor ons, die buiten de kampementen leven, beteekent een dergelijke gebeurtenis een onaangenaam avontuur dat we ééns in de zooveel jaar beleven, maar voor JAN is dit een dagelijks, of liever, iederen nacht terugkeerende verschrikking, wel in staat «om zijn heele pleizier in het militaire leven te vergallen. 861

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 19