Hoe daarin het „aan- en afvoervraagstuk" was opgelost, blijkt wel uit artikel 2, luidende 2. „Voor zoover de in 1 bedoelde toe- en afvoer niet plaats „hebben door den spoorwegdienst in verbinding met de treinen „van het leger te velde, geschieden zij door de zorg van den „etappedienst". Als uitgangspunt had men dus het veldleger met zijn treinen, welke laatste rechtstreeks werden aangevuld door een niet tot den etappendienst behoorenden spoorwegdienst, terwijl voor het geval het veldleger zich zoover van den spoorweg verwijderde, dat er een niet meer door de VL. treinen te overbruggen hiaat ontstond, een etappendienst zou optreden. Deze etappendienst droeg zijn naam met eere, want volgens art. 7 werd de weg, waarlangs de op- en afvoer zou plaats heb ben, verdeeld in etappen met een gemiddelde lengte van 22 KM. De volgende gebeurtenis, het vermelden waard, is geweest de instelling in 1919 van een commissie tot herziening van het trein en etappewezen" De door deze commissie ingediende voorstellen hebben geleid tot de samenstelling van een ontwerp-regeling voor den dienst van a. en a. bij het leger te velde, in druk verschenen in 1922. Het principe van het in de R. A. A. neergelegde systeem komt naar voren in 2 luidende als volgt „De aan- en afvoer bij het leger te velde en het daarvoor be- „noodigde verkeer worden in den vollen omvang geregeld door „den dienst van het etappen- en verkeerswezen". Men was dus volledig over stag gegaan. De aanvoer vanuit het hart des lands tot aan de troepen werd geheel toevertrouwd aan den dienst van het E. en V., dus eener zij ds was het spoorwegvervoer daaronder thans ook begrepen, anderzijds beschikten de troepen niet over andere vervoermiddelen, dan de bij de korpsen ingedeelde B. Tn. met een uiteraard be perkte werkingssfeer. Deze uitgebreide doelstelling maakte een organisatie noodig, welke aan de personeelsbezetting zware eischen zou hebben gesteld. Als hoofd van het geheele bedrijf zou optreden een D. E. V. waaraan een zeer uitgebreide staf zou worden toegevoegd. Voorts onderscheide men een Regelingsafdeeling en daarnaast tusschen deze R. A. elke zelfstandig ageerende troepenmacht van voldoende sterkte z.g. etappeninspectie, tenslotte nog tal van andere diensten, welke met de eigenlijke aan- en afvoer slechts zijdelings te maken hadden. Zoo nader ik dan de „Algemeene beginselen voor de verpleging in oorlogstijd" gepubliceerd in het W. J. der I. K. V. 1926, waarin ook de etappendienst in beschouwing is genomen. 4) Directeur van het etappen- en verkeerswezen. 866

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 24