Voeding. Ofschoon, dank zij de centrale werving, het gehalte van de menschen, die zich thans voor dienstneming aanmelden, heel wat beter is dan vroeger, dus ook wat betreft hun lichamelijke con ditie, moet aanvankelijk niettemin rekening worden gehouden met de te verstrekken voeding uit de menage. Het gewone soldaten- menu, zooals in het V. Men. vermeld, is in vele gevallen een te zware kost voor deze meestal eenvoudige, niet aan soep en vleesch gewende jongelui. Een speciaal menu, hetwelk geleidelijk opgevoerd wordt tot het peil van het gewone menu, is alleszins aan te bevelen. Dit werd door ons dan ook steeds toegepast, met het resultaat, dat ziektegevallen als gevolg van voedings stoornissen nimmer voorkwamen. Kleeding. De javaansche recruut blijkt over het algemeen eigenaardige opvattingen van smaak er op na te houden ten aanzien van de Westersche kleedij, als hoedanig de militaire uniform moet worden aangemerkt. Wij moeten hun leeren, de uniform met eenigen zwier te dragen De manier b. v., waarop hij zijn hoofddeksel opzet, wekt vaak onzen lachlust op. Vooral aan zijn schoeisel moet onze aandacht in het bijzonder gewijd worden. Zoo af en toe komt het nog wel eens voor, dat hij zijn schoeisel verkeerd draagt, n. 1. de rechterschoen links en omgekeerd. Zelf beoor- deelen, of de schoenen hem passen, kan hij dikwijls niet, zoo dat wij door allerlei vragen daar achter moeten zien te komen. Verder houde men rekening met het feit, dat hij nog moet groeien, zoodat de te verstrekken kleeding hem ietwat ruim moet zitten. Gevallen, waarin de recruut na 2 a 3 maanden 5 tot 10 K. G. in gewicht toenemen zijn niet zeldzaam. Maleische taal. Aangezien de officieele (voer-)taal het Maleisch is, moeten wij hem de kennis van deze, niet zelden voor hem vreemde taal, zoo vlug mogelijk zien bij te brengen. Daartoe is het gemakkelijk,' indien het instructief kader de Javaansche taal beheerscht. Nochtans moeten wij opmerken, dat het onderwijs zooveel mogelijk in het Maleisch behoort te geschieden. Het Javaansch dient alleen ter verduidelijking van het een en ander en (hetgeen zeer aan te bevelen is) om het buiten dienst te gebruiken. Wij moeten derhalve krachtig stelling nemen tegen de neiging van die kaderleden, die bij voorkeur en uit gemakzucht zich steeds van de Javaansche taal bedienen. De termijn, gedurende welke als aanvulling het Javaansch bij het onderwijs mag worden ge bezigd, zouden wij aan de hand van onze ervaring willen stellen op 3 maanden na zijn intrede in de kazerne. Een speciale cursus in de Maleische taal wordt door ons niet bepaald noodig geacht. 884

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 42