927 7. TIJDSCHRIFTENOVERZICHT. Opleiding. De militaire spectator. No. 6. Juni 1931. „De aanvulling van ons ■korps beroepsofficieren", luit. kol. Jhr. J. Th. Alting von Geusau. „Zonder te willen beweren dat onze K. M. A. opleiding volmaakt is, levert deze toch de beste vruchten op". Schr. wil niet per jaar eenige plaatsen voor reserve officieren open houden, zooals sommigen vragen. „Dus geen compromis, maar uitsluitend de oude, beproefde K. M. A. opleiding, met ieder jaar vaste aantallen plaatsen. Wanneer dat eenmaal vaststaat, zullen de vaders met be langstelling zien, dat hunne zonen reeds op jeugdigen leeftijd neiging ver- toonen om beroepsofficier te worden en zal de toeloop tot de K.M.A. stijgen en daarmede weer een behoorlijke selectie mogelijk worden". Mil. Wochenblatt. No. 45. Juni 1931. Ein Eskadron-Übungstag"Be handeld worden 1. Kriegsmaszige Rast auf dem Marsche. 2. Eskadron bei Entfaltung des Regiments. 3. Entfaltung der Eskadron 4. Zerlegen der Eskadron bei Fliegereinsatz, 5. Durchschreiten einer Artlr. Fernfeuerzone. 6. Durchschreiten von Artillerie Streufeuer. 7. Durchschreiten von M. G.-Strichfeuer. Oefeningen. Mil. Wochenblatt. No. 44 Mei 1931. Die Gevechtsiibungen der Infan terie", generaal inf. b.d von Taysen. N.a.v. een artikel van generaal Liebmann in No. 36. Ten einde de oefeningen goed tot haar recht te doen komen eischt schr. dat de commandant der roode partij zijn gevechts- en vuurplan reeds op den dag vóór de oefening (of nog eerder) met een schets schrif telijk indient ten einde daarover een uitvoerige bespreking met de scheids rechters te laten houden. Wanneer de scheidsrechters van de opstelling der mitrailleurs enz. een schets (doordruk) krijgen, dan kunnen zij in plaats van de vaak willekeurige, niemand overtuigende aannamen, met de werkelijkheid overeenkomende mededeelingen en aanwijzingen geven. Voorschriften. Militarwissenschaftliche Mitteilungen. Mei-Juni nummer 1931. „Die neue Gefechtsvorschrift", luit.-kolonel Dr. R. Rendulié. Besproken wordt het hoofdstuk „Gefecht bei Dunkelheitoderunsichtigem Wetter". „Hetnieuwe voorschrift F. u. G. is het eerste voorschrift dat de poging doet, de zeer moeilijke stof zoo duidelijk mogelijk en systematisch te verwerken. In aan merking genomen de nog veelal onopgehelderde oorlogservaringen op dit gebied is deze poging in ieder geval gerechtvaardigd". Uit de opgesomde feiten komt het voorschrift tot de conclusie dat het vaak noodzakelijk of doelmatig is duisternis of slecht zicht te benutten voor naderingsmarschen, voor het verkorten van den afstand tot den tegenstander tijdens het gevecht, voor gereedstellingen, hergroepeeringen, aflossen, kleine ondernemingen, voor bij dag onuitvoerbare werkzaamheden der terreinversterking. Verder voor het afbreken van het gevecht, voor het betrekken van stellingen en voor verpleging van den troep". Met betrekking tot de leiding van aanvallen daarentegen is het voorschrift terecht tamelijk „zurückhaltend" zooals later nog zal worden aangegeven". Eveneens in bovengenoemd nummer van de M.W.M. een artikel: „Ge- danken zur neuen „Schieszvorschrif't der Infanterie", res. gen. majoor E.Büttner. Besproken wordt het derde en laatste deel van het infanterie-schietvoorschrift, nl. het schietvoorschrift voor den zwaren mitrailleur M. 7/12. „De zware mitrailleur werkt door zijn bundel. De inrichting der zware mitrailleurs maakt het mogelijk een zuiver en dicht bundelvuur uit open en uit gedekte vuurstellingen af te geven. Het vuur kan op levende doelen met vernietigende uitwerking tot dicht bij de grens van de dracht worden afge geven. De vorm en dichtheid van den bundel kunnen aan iederen eisch, bij het schieten gesteld, worden aangepast. Men kan met een zwaren mitrailleur uit een kleine ruimte in korten tijd een groote vuuruitwerking bereiken".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 85