937 waar vinden we ook hier een streven ten minste op één flank van den vijand te komen, maar de Schlieffensche idee van de ideaal-overwinning door om singeling is hier niet meer door te voeren". V De militaire spectator. No. 6 Juni 1931. „Algemeen overzicht van de ontwikkeling der strategische denkbeelden in den loop der jaren", kapitein J. J. C. P. Wilson. Thans vinden we besproken IV b. De achttiende eeuw; de Fransche school. Interessant zijn de mede- deelingen omtrent de publicaties van Chevalier de Quibert van 1772 en 1779 en van Chevalier du Teil. „In dit tijdperk (de laatsfe vijf en twintig jaren voor de Fransche revolutie) vallen o. m. a. de invoering der tirailleurformaties; b. de strijd tusschen de voorstanders der linie-en die der colonne-tactiek c. de evolutie der tactische en der strategische denkbeelden d. de invoering van het divisie-verband e. de oprichting van een korps generale staf-officieren. IV c. De achttiende eeuw; de navolgers van Frederik de Qroote. (In Pruisen en Oostenrijk ziet men na Frederik de Qroote een strategie ontstaan, die gegrond is op twee beginselen a. het kordonsysteem en b. de manoeuvreerstrategie). IV d. achttiende eeuw; de revolutieoorlogen. aeen haastige opleiding; b. onvoldoende kaders; c. talrijke legers, waardoor zij overmachtig in getalsterkte waren op de legers der verbondenen d\ overwegende invloed van de centrale macht en haar representanten e. invloed van de theorieën, verkondigd gedurende de jaren van het koningsschap op de strijdwijze). Moreele factoren. De militaire spectator. No. 6. Juni 1931. „Cafard", luitenant-kolonel H.C. Rouffaer. Schr. citeert eenige alinea's uit „Ceux qui vivent" van Jean Marot. „Er blijkt hieruit dat de „cafard" zoowel manisch als depressief kan zijn, d.w.z. de geestestoestand kan dus zijn: een toestand van overdreven opti misme, zich uitende in roekeloosheid en opofferende daden, of wel brute onver schilligheid, opstandigheid, doffe berusting". „Frankrijk heeft in 1917 in Clémen- ceau en Pétain de heelmeesters van de toen heerschende cafard gevonden". Geneeskundige dienst. Mil. Wochenblatt. No 43. Mei 1931. Die militarische Vollwertigkeit des SamtatsdienstesDr. G.M. Blech (Chicago). „Sedert den wereldoorlog kan de Amerikaansche geneeskundige dienst in het leger op den vooruitgang zijner organisatie trotsch zijn. De oude „geneeskundige treinen" van de in fanterie- en de cavaleriedivisies zijn verdwenen en in hunne plaatsen bestaan thans geneeskundige regimenten en bereden geneeskundige cavalerie-afdee- lingen. Afgezien van de tactische waarde dezer beter georganiseerde forma ties, houdt de nieuwere naamsaanduiding van „regiments" en „squadrons" hooge moreele waarde in, niet slechts voor het geneeskundig personeel doch ook voor de strijdende troepen". Schr. protesteert, aan de hand van het feit dat honderden en duizenden doktoren met hunne helpers, tijdens den wereldoorlog zijn gesneuveld en anderen de zwaarste wonden opliepen, waaronder zij thans nog lijden, tegen den naam „non-combattanten". Aan- en afvoer. Journal °f the royal united service institution No. 502. Mei 1931 "wrfu "li - essay (military) I930"< kapitein D. W. Boileau. Het onderwerp was „With the increase of mechanisation the mobility of land forces over large

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 95