Europeaan hard en veel gewerkt en ik vermoed dat de druk der warmte het zwaarst weegt op vrije dagen. Een eveneens genoemd bezwaar, de omgeving, kan ik even min inzien als voorname oorzaak van misstanden. In iedere om geving zijn wel bezienswaardigheden te vinden, waarheen, in verband met een oefening, uitstapjes kunnen worden gemaakt, waardoor de eentonigheid wordt gebroken en daarentegen de belangstelling levendig gehouden. Als enkel voorbeeld noem ik slechts een korte meerdaagsche oefening vanuit Bandoeng door eenige klassen recruten onder den klasseleider gehouden, waarbij de Tangkoeban-Parahoe werd beklommen, de sterrenwacht te Lembang zoowel overdag als bij avond mocht worden bezocht en een tweetal voetbalwedstrijden werd gespeeld (en gewonnen). Zoolang kan worden gezorgd voor voldoende afwisseling mag worden gerekend op JAN's groote belangstelling. Indien bij iederen uitrukkenden dienst het zelfde stukje terrein wordt opgezocht, zeker, dan kan men al spoedig niet meer de minste interesse verwachten, maar dit eerste is niet noodig. Onmiddellijk zij erkend dat ik omtrent de aangelegenheid, „te groote eentonigheid in den dagelijkschen dienst" niet uit eigen ervaring kan spreken en mijn opvatting hieromtrent berust op wat ik van anderen hoorde. Ook gevoel ik zeer goed de gladheid van het ijs waarop ik mij thans begeef omdat van eentonigheid volgens het V. O. I. hoofdstuk 3 in theorie geen sprake behoeft te zijn. Maar in de praktijk schijnt dit toch wel het geval te zijn. Ieder jaar opnieuw begint de man het zelfde programma af te werken individueele opleiding, oefeningen in brigade- tot en met regimentsverband en daarna één maand ontspanning, leder jaar dus herhalen van de geleerde stof en, al is het niet noodzakelijk, ik kan me leven dig voorstellen dat dit isvervelend en geestdoodend. En wanneer dit inderdaad het geval mocht zijn dan ligt hierin het gevaar besloten, dat de man voortdurend achteruit gaat omdat hij geen belangstelling meer voor zijn werk heeft, zoodat de oefeningen niet tot hun recht komen en zelfs beter niet ge houden zouden kunnen worden. Iedere keer dat de man zijn werk doet zonder lust en interesse gaat hij er persoonlijk iets op achteruit en zal ook als soldaat iets minder presteeren, terwijl toch mocht worden verwacht, dat hij hoe langer hij zijn vak beoefent des te meer bruikbaar zou zijn. Als na overgang naar het Veldbataljon de prestaties vermin deren en ook de discipline ernstig in het gedrang komt dan, is de practische uitkomst niet in overeenstemming met de theore tische mogelijkheid en zou voorziening in dezen ongewenschten en emstigen toestand ten zeerste urgent zijn. 851

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 9