BIJDRAGE TOT DE BELICHTING VAN HET IN „JAN"
BELICHAAMDE MOEILIJKE PROBLEEM.
door
K.W.K. LEEKSMA.
Kapitein der Infanterie.
Hoewel inderdaad moeilijk op te lossen, is bovengenoemd
probleem toch zeker van groot belang en de algemeene aandacht
waard, 't Ligt allerminst in mijn bedoeling te meenen hiervoor
een oplossing te hebben gevonden, maar ik acht het mogelijk
dat anderen door mijne inzichten op eenig goed idee worden
gebracht of hierin weer aanknoopingspunten zullen vinden, die
ten slotte er toe zullen kunnen leiden het vraagstuk eenigszins
nader daartoe te brengen.
Bij het nagaan van de richting waarin deze moet worden gezocht
dringt zich in de eerste plaats de vraag op of betere voorwaar
den als noodzakelijk of gewenscht moeten worden beschouwd
en dan stemt het in deze benarde tijden tot blijdschap dat de
dienstvoorwaarden voor den „ongetrouwden" JAN tenminste zeer
goed zijn te noemen, want m.i. zal de man het plegen van een
huwelijk, en vooral een huwelijk met een „Europeesche" vrouw,
de eerste jaren van zijn verblijf in de tropen zoover uit zijn
gedachten moeten verbannen als hem maar mogelijk is.
Hier blijkt reeds dadelijk van tegenovergesteld inzicht met
elders verkondigde meeningen. Eenigszins geaccentueerd komt
het hierop neer dat het huwelijk van JAN met een Eur. vrouw
soms wordt beschouwd als een voorname factor voor zijn behoud
en een goede stap in de richting van de oplossing der puzzle,
terwijl ik van meening ben dat dit zoowel hem (JAN) als het
Gouvernement een massa narigheid zou bezorgen.
Is het inderdaad onvoorwaardelijk dat noodzakelijk de man
hier getrouwd leeft? En is de man die niet in staat is om te
trouwen absoluut zeker gedoemd om verloren te gaan?
Indien deze beide vragen bevestigend moeten worden beant
woord dan zou een Gouvernement, dat den man niet behoorlijk
in staat stelt tot het sluiten van een huwelijk, gekwalificeerd
dienen te worden als hoogst immoreel.
Maar naar mijn beste overtuiging behoeft hiervan niet in het
allerminst sprake te zijn.
843