2. DE AAN- EN AFVOER BIJ HET N. I, LEGER, V.Z.V. DAARIN NIET DOOR DE STRIJDENDE TROEPEN MACHT ZELF WORDT VOORZIEN. door G. I. VAN LEEUWEN, Kapitein-Intendant. (niet één schets). Inleiding. Reeds Frederik de Groote heeft geleerd, dat „L'Art de vaincre est perdu sans l'art de subsister". En ook tijdens den wereldoorlog is weer tallooze malen gebleken hoe de goede werking van de diensten, welke belast zijn met de zorg voor de „instandhouding" van een strijdend leger, een eerste voor waarde is voor het slagen van belangrijke operatiën. Het spreekt van zelf en het is ook meermalen gebleken, dat een goed functionneerende aan- en afvoer hierbij wel een van de hoofd zaken is. Zoo is bijv. de vertraging, welke de opmarsch der Duitsche legers in België in 1914 ondervond, toe te schrijven aan het feit, dat de a.a.d. i) het tempo van dezen opmarsch niet kon bijhouden. Verder was het noodzakelijk om vóór den Marneslag het front van den geheelen Duitschen rechtervleugel terug te nemen, omdat men zich te ver van de spoorv/egen had verwijderd, waardoor de aan- en afvoer stagneerde. Tenslotte moest het Fransche opperbevel in 1914, na den eer sten Marneslag, er van af zien door het inzetten van een strate gische vervolging de vruchten van zijn overwinning te plukken, zuiver en alleen, omdat de a.a.d. in het gewonnen terrein, waar uiteraard alles vernield was, de vervolgende legers niet vlug genoeg zou kunnen volgen. Met deze enkele voorbeelden voor oogen, kan elk legerbestuur het zich tot een duren plicht rekenen, aan de voorbereiding van den a. en a. 2) minstens evenveel zorg te besteden, als van welk ander onderdeel van zijn oorlogstaak ook. 1) Aan- en afvoerdienst. 2) Aan- en afvoer. 864

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 22