■vredestijd alleen maar oefening geëischt wordt, waarvoor dus
•niet een directe taak is weggelegd (doch wier aanwezigheid toch
absoluut noodzakelijk is), ook op andere wijze nuttig te doen
zijn.
Politiewerk, na verwant aan de legertaak, leek eerst een op
lossing, doch de toepassing ervan is geheel verkeerd uitgeloopen.
Zoo zelfs, dat er geen leger-politie ontstond, maar men nu nog
steeds doende is de bestaande civiele politie uit te breiden en
te militairiseeren
„Reeds meer dan eens werd gelegenheid gegeven om een
ambacht te leeren. Onderwijs gratis; gereedschap in bruikleen;
materiaal gratis. De liefhebberij bleef echter steeds uiterst ge
ring
aldus de Indische Gids van Mei 1931 blz. 479.
In het wezen dezer mislukkingen is geen enkel motief om
niet te trachten in de sterk gevoelde behoefte van „werkverschaf
fing" te blijven voorzien. Militaire kolonisatie is daarvoor naar
voren gebracht, in een vorm, schrijver stelt er prijs op dit ronduit
te erkennen, die een ernstig bezwaar met zich mee zou kunnen
brengen nl. de mogelijkheid, dat in een zelfstandige militaire ko
lonie, de veel eischende landbouwkolonisatie zich moeilijk zou
■verdragen met hetgeen ook in vredestijd van militaire zijde ge
vergd moet worden.
Het beginsel opent echter andere mogelijkheden, nl. indien
men het zwaartepunt legt óf op den militairen öf op den koloni
satiefactor van het stelsel.
In het eerste geval zou men behoud van de huidige organisatie
en indeeling, bij mogelijke tewerkstellingen (o.a. door den gene
raal Sachse voorgestaan) ook de tuinbouw een goede kans kunnen
geven. In het andere geval kan men er zich toe bepalen te strijden
voor een Europeesche landbouwkolonisatie, buiten militair verband,
om daar na gezetten tijd ook militaire waarde aan te ontleenen.
Ook kan aan een combinatie van deze twee (op zich zelf blij
vende) principes worden gedacht.
Als bezwaar werd opgeworpen, dat de in dienststelling van
dergelijke troepen moeilijkheden zou kunnen opleveren, omdat de
manschappen onwillig zouden zijn eigen have en goed te
verlaten. Merkwaardig genoeg wordt deze moeilijkheid voor
de geheel uit burgers gevormde militie, zonder meer aan
vaard, hoewel het verschijnsel zich daar in zeker niet mindere
mate zal voordoen (of niet). Op het punt van gevechtswaarde
kunnen de prestaties van de Afrikaansch-Hollandsche Boeren,
ons volkomen geruststellen. Een Hollander mag een slecht militair
jzijn, een goed soldaat is hij zeker
973