Nu enkele denkbeelden van anderen over een oplossing.
In het reeds genoemde artikel in het 1. M. T. No. 4 1934
bepleit de kapt. v. D. handhaving van het tegenwoordige stelsel,,
dat in feite eerst sedert 1927 werkt, om de deugdelijkheid ervan
nader te doen vaststellen.
Inderdaad kan men voor de huidige kleine formaties met dit
stelsel desnoods genoegen nemenvoor belangrijke uitbreiding
van het Europeesch element is het teneenenmale ongeschikt. En
toch komt het daar op aan Op blz. 316 zegt de kapt. v. D.
,Eischen de omstandigheden grooter opvoering van het aantal
'dezer compagnieën, dan zal het tegenwoordige stelsel verlaten
moeten worden". Men vraagt zich echter af„Is het dan niet te
laat?" De kapt. v. D. laat er op volgen: „Vermoedelijk zal dan
echter onder normale omstandigheden de noodige grootere aan
vulling niet verkregen kunnen worden".
Met deze zinsnede zal ieder, die het belang van Indië en het
leger voor oogen houdt, het eens zijn. Vandaar dat de uitzending
van het Europeesche element in het leger aan de orde blijve, totdat
een redelijke oplossing gevonden is.
In het vervolg van het artikel blijkt de geachte schrijver ook
gedacht te hebben (misschien in anderen zin), aan de uitmun
tende vrijwilligerstroepen in Nederland. Al dadelijk moet opge
merkt worden, dat voor een klein verband als het onze, een
„wissel-dienst" onevenredig kostbaar zou blijken. Misschien zou
toch een oplossing in die richting gevonden kunnen worden, indien
de manschappen van het Korps Politietroepen, een deel van hun
verband in Indië zouden kunnen dienen. Ook voor Indische
verhoudingen zouden deze troepen een sprekend voordeel hebben.
De manschappen worden, na ommekomst van hun beperkt ver
band, onder zekere voorwaarden voor betrekkingen in burger
lijken dienst (politieagent, veldwachter e.d.) in aanmerking gebracht.
Een capitulantenstelsel dus onder zekeren dwang.
Het Soer. Handelsblad van 16/2-'31 gaf als middel voor het-
versterken van het Europeesche element in het leger, in overwe
ging een aantal Indo-Europeanen daarin op te nemen. Een groote
groep Indo-Europeesche werknemers is volgens Z., bezig uit de.
concurrentie met den Inlander te worden geschakeld.
Waarschijnlijk zou het zeer goed mogelijk zijn een aantal ge
gadigden onder deze maatschappelijk niet-geslaagden, voor het
leger te vinden, doch er is alle reden om voor de dienstname
vast te houden aan het principe: eerst te voldoen aan de militaire
eischen en daarna de maatschappelijke of politieke belangen in
oogenschouw te nemen. En dan is het niet waarschijnlijk, dat in
die door keuring en leeftijdsgrenzen zeer beperkte groep voldoen
de geschikte krachten worden gevonden om de formatie van
Europeanen uit te breiden enop peil te houden..
974