De tweede mogelijkheid door den hr. Z. gegeven, ligt meer voor ■de hand. In de brochure werd ook reeds gezinspeeld op het vor men van plaatselijke vrijwilligerskorpsen, hetzij deze het karakter •dragen van schutterijen, van locaal georganiseerde militie-eenhe den, dan wel van burgerwachten. In ieder geval zou het Leger bestuur de organisatie volkomen in de hand moeten hebben. Afdoende is deze oplossing echter ook niet, daar deze troepen «en zeer beperkte werkingssfeer zouden hebben. Enkele détails. Daar het niet mogelijk is ieders over de brochure gegeven beschouwing op de letter te volgen, beperkt het volgende zich tot de bespreking van een enkel détail en voor één geval tot de we derlegging van al te onzuiver gebleken critiek. Bij de kostenberekening is getracht zooveel mogelijk binnen de grenzen te blijven van hetgeen aan de huidige inheemsche afdee- iingen wordt besteed. Eenige kosten rechtstreeks op de kolonisatie betrekking heb bende, zijn niet in de gegeven bedragen verwerkt, omdat er geen «nkele reden is uitgaven, die voor iedere kolonisatie door het gouvernement worden gedragen, op het militair budget te zetten. Toegestemd wordt, dat de vermelding hiervan niet achterwege had behoeven te blijven. Hoe groot deze uitgaven zijn is van tevoren moeilijk precies vast te stellen. Blijkens de mededeelingen in hetzelfde artikel is voor een Giesting-kolonist, ongeacht de „algemeene kosten", de groote van het bedrijfskapitaal tenslotte gesteld op f 10.000 per hoofd. Totdat de kolonist geheel zelfstandig zal kunnen bestaan moet dit bedrag besteed worden aan levensonderhoud en bedrijf. Met een jaarlijksche tegemoetkoming van duizend gulden, vermeer derd met verschillende vrijstellingen, zooals voor den militair kolonist werd berekend, wordt in een diensttijd van zes tot twaalf jaar ongeveer hetzelfde bereikt. Is de financieele grens niet beperkt tot hetgeen aan inheemsche soldaten wordt besteed, doch tot de kosten voor Europeesche soldaten, dan blijkt er een ruime speling te bestaan. Om dit nader toe te lichten is de volgende berekening gege ven, die ook tot uitgangspunt diende voor de bepaling van de in de brochure voorkomende getallen. 975 I. Af. T. No 4 blz. 31. „De kosten van het door den hr. V. aanbevolen stelsel zouden dus bij nadere uitwerking hooger blijken te zijn, dan die bij vervanging van niet-Europeesche door Europeesche eenheden volgens het huidige systeem".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 37