Als grondslag is aangenomen het bepalen van het dienstmaand-
bedrag. Hieronder wordt verstaan de quotiënt verkregen door
het bedrag, hetwelk aan een Europeesch soldaat (inf.) onder
bepaalde omstandigheden gedurende zijn geheelen diensttijd en
pensioen-jaren ten koste gelegd wordt, te deelen door het aantal'
maanden, dat hij als geoefend soldaat voor den dienst in Indië
beschikbaar is.
Bij voorbaat moet er de aandacht op gevestigd worden, dat
dit dienstmaandbedrag niet een volstrekt gemiddelde weergeeft van.
wat iedere Europeesche soldaat zou kosten. Het dient tot hulp
middel bij de vergelijking van de verschillende categorieën en
als zoodanig mag er slechts theoretische waarde aan worden
toegekend. Er zijn gevallen denkbaar, waarin het aanmerkelijk
hooger zou zijn (bijv. indien ontijdige diensteindiging, grooter
gezin e.d. in het geding gebracht worden), terwijl het omge
keerde eveneens het geval kan zijn (nl. wanneer verondersteld
wordt, dat de betrokkene ongehuwd blijft, geen gebruik maakt
van buitenlandsch verlof, na meer dan zes jaar den dienst verlaat:
zonder pensioengerechtigd te zijn e.d.).
Het hier gevonden (zie staat) getal is 212 gulden per maand.
Voor een militair kolonist zou het zijn ongeveer 130, voor een.
inheemsch militair gemiddeld ruim 100 gulden pm.
Locomotief 10/4-'31 (Een militair medewerker).
Na een beschouwing over de gegeven verhoudingscijfers komt
M. M. tot de snelle conclusie, dat een beter beeld zou zijn ver
kregen, indien een overzicht gegeven was van het verhoudings
getal van het aantal Eur. Comp., tot die van anderen landaard,,
zooals dit zich in den loop der jaren heeft gewijzigd. Voor het
in de brochure gestelde doel was het voldoende de door M. M.
bedoelde groepeering te beperken tot de huidige omstandigheden,
hetgeen dan ook aldaar op blz. 32 te ontwaren valt.
Op deze cijfers bouwt M. M. voort
Stelt men hiertegenover wat in de brochure op blz. 46/47 staat
te lezen, dan vraagt men zich af wat M. M. met zijn beschouwing,
kan hebben bedoeld.
976
„Sch. wenscht dit verhoudingsgetal voor het geheele leger weer te
brengen op 1/3 en wil dus in stede van de 8 bestaande Eur. compagnieën
maar eventjes 37 compagnieën. AIzoo een uitbreiding met 20 compagnieën
(of rond. 4500 man). Het wil ons voorkomen, dat Schr. in zijn ijver voor
de goede zaak, de verhoudigen wel eenigszins uit het oog heeft verloren
en de kwestie niet methodisch heeft beschouwd", enz.
„Voor een koloniaal leger is normaal te noemeneen verhouding van.
één eenheid Europeanen tegenover drie gedeeltelijk met Europeanen geën
cadreerde eenheden inlanders. Voor onze 148 compagnieën beroepsinfan-
Opgenomen in het Persoverzicht van het Orgaan der N. I. O. V.