3. HET GEBRUIK VAN GEHEIMSCHRIFT BIJ (TROEPEN)
OEFENINGEN, i)
door
W. A. VAN DER BEEK.
Kapitein der Infanterie.
(Zie I. M. T. 1931. No. 10).
F. Het cijfervierkant.
Hoewel er over het gebruik van geheimschrift uiteraard veel
meer te zeggen valt dan hetgeen in het vorige nummer daarom
trent is medegedeeld, zoo wil ik het echter voorloopig bij de
gegeven meer algemeene beschouwingen laten, en thans overgaan
tot het bespreken van een zéér voortreffelijk vercijferingssyteem,
dat voor eventueele invoering in het Indische Leger in alle opzichten
warm kan worden aanbevolen.
Of dit systeem al dan niet aan alle in A genoemde (ideale)
eischen (No. 10 blz. 898 e.v.) voldoet, meer in het bijzonder, of
de hieronder aangegeven wijze van inschrijving en afschrijving
de meest veilige moet worden geacht, is een Kwestie, welke geheel
buiten het kader van dit opstel valt. Ik wil hieromtrent alleen op
merken, dat de ontsluiering van den hieronder gegeven allereen-
voudigsten vorm reeds zéér vele moeilijkheden oplevert, en zéér
tijdroovend is, en dat bovendien talrijke variaties mogelijk zijn,
welke, zonder de wijze van het eigenlijke vercijferen hoegenaamd
te veranderen, het systeem practisch onontsluierbaar kunnen
maken. Deze variaties worden hier verder buiten beschouwing
gelaten.
Het door mij bedoelde systeem, is dat van het cijfervierkant, zoo
als dat in het Nederlandsche Leger wordt gebezigd. Natuurlijk zijn
er wel zwakke punten (echter zeer weinige) in het stelsel aan te
wijzen, doch deze kunnen we na hetgeen in de vorige alinea
werd medegedeeld met een gerust hart aanvaarden, althans in
vredestijd, terwijl we in oorlogstijd nog altijd kunnen beschikken
over bovengenoemde variaties. Toch zal ik terloops hier en daar
even op deze zwakke punten de aandacht vestigen, opdat daarmee
rekening kan worden gehouden bij de keuze van een vercijferings-
systeem ten onzent.
Met 3 bijlagen t. w. 2. in No. 10 en 1 in dit nummer.
982